• Shuffle
    Toggle On
    Toggle Off
  • Alphabetize
    Toggle On
    Toggle Off
  • Front First
    Toggle On
    Toggle Off
  • Both Sides
    Toggle On
    Toggle Off
  • Read
    Toggle On
    Toggle Off
Reading...
Front

Card Range To Study

through

image

Play button

image

Play button

image

Progress

1/69

Click to flip

Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;

Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;

H to show hint;

A reads text to speech;

69 Cards in this Set

  • Front
  • Back
faire du, de là
aan iets doen
faire du sport
aan sporten doen
être attentif à
aandacht hebben voor
insister sur
aandringen op
s'adapter à
zich aanpassen aan
s'affiler à
zich aansluiten bij
inciter à (2X)
aan sporen tot/ aan zetten tot
ne pas se soucier du tout de
zich niet aantreken van
dépendre de
afhangen van
être d'accord avec
akkor gaan met
répondre à
aantwoorden op
avoir peur de
bang zijn voor
vouloir dire, signifier
bedoelen met
commencer
beginnen met
comprendre
begrijpen van
comprendre
begrijpen van
avoir de la compréhension pour
begrip hebben voor
appartenir à, faire partie de
behoren tot
être connu pour
bekend staan om
se faire du souci
zich bekommeren om
s'intéresser à
belang stellen in
s'intéresser à, montrer de l'intérêt à
belangstelling tonen, hebben voor
charger de
belasten met
se mêler de
zich bemoeien met
nommer
benoemen tot
se limiter à
zich beperken tot
atteindre grâce à, avec
bereiken met
faire appel à
een beroep doen op
protéger de
beschermen tegen
disposer de
beschikken over
accuser de
beschuldigen van
décider de
beslissen over
décider qqch/ consister en (global)
besluiten tot
consister en (énumération)
bestaan in
consacrer à
besteden aan
impliquer dans
betrekken bij
être occupé à, avec
bezig zijn met
s'occuper de
zich bezighouden met
rendre visite à
op bezoek gaan bij
contribuer à
bijdragen tot
être content de
blij zijn met
ressortir de
blijken uit
être fâché sur
boos zijn op
entrer en contact avec
in contact komen met
être redevable de qqch
iets te danken hebben aan
participer à
deelnemen aan
faire partie de
deel uitmaken van
penser à
denken aan
servir à
dienen tot
être utile en qqch
van dienst zijn met
faire appel à
een beroep doen op
être fou de
dol zijn op
continuer
doorgaan met
passer pour
doorgaan van
menacer de
dreigen met
rêver de
dromen van
être très occupé à
het druk hebben met
forcer à
dwingen tot
mettre fin à
een einde maken aan
être d'accord avec
het eens zijn met
cesser, arrêter de
eindigen met
s'indigner de, s'exaspèrer de
zich ergeren aan
féliciter de
feliciteren met
aller à vélo vers
fietsen naar
revenir à vélo de
fietsen van
aller vers
gaan naar
s'agir de
gaan om
s'agir de, traiter de, parler de
gaan over
faire usage de, profiter de
gebruik maken van