• Shuffle
    Toggle On
    Toggle Off
  • Alphabetize
    Toggle On
    Toggle Off
  • Front First
    Toggle On
    Toggle Off
  • Both Sides
    Toggle On
    Toggle Off
  • Read
    Toggle On
    Toggle Off
Reading...
Front

Card Range To Study

through

image

Play button

image

Play button

image

Progress

1/136

Click to flip

Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;

Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;

H to show hint;

A reads text to speech;

136 Cards in this Set

  • Front
  • Back
België
벨기에
Korea
한국
Noord-Korea
조선: Democratic People's Republic of Korea
북한: naam voor N-K door Z-K
Zuid-Korea
대한민국: Republiek Korea
남한 of 남조선: naam voor Z-K door N-K
zee

바다
land

나라
kantoorbediende
회사원
substantivering
~기
sibling
동생
nationale bevolking
국민
vriend
친구
Goedendag.
(neutraal + formeel)
안녕하세요?
안녕하십니까?
Tot ziens.
(neutraal + formeel)
안녕히 가세요.
안녕히 계세요.

안녕히 가십시오.
안녕히 계십시오.
Dr.
(PhD)
박사
directeur
사장
groeten
인사하다
Wat is dit ding?
이것이 무엇이에요 ?
wat
(vraagwoord)
무엇
zijn
(koppelwerkwoord)
이다
krant
신문
tijdschrift
잡지
naam
이름
bejaarde
노인
Wat voor boek is dat?
어떤 책이에요?
In Seoul wonen veel mensen.
서울에는 사람이 많아요
Kimch’i lust ik wel.
김치는 좋아해요.
wie
(vraagwoord)
누구

*누가 als onderwerp
onderwijzen
가르치다
geschiedenis
역사
studiejaar
학년
woordenboek
사전
wij
우리
저희
jullie
너희
이것이 무엇이에요?
이게 뭐예요 ?
Van wie is het?
누구 거예요?
lat
deur
roman
소설
watermeloen
수박
taxichauffeur
택시운전사
dokter
의사
kok
요리사
politieagent
경찰관
순경
winkelier
가게주인
doen, する
하다
balpen
볼펜
gom
지우개
stoel
의자
raam
창문
mandarijn
sinaasappel
오렌지
moeder
어머니
vader
아버지
secretaresse
비서
verpleger/ster
간호원
zanger(es)
가수
postbode
우체부
kapster
미용사
acteur/actrice
배우
auteur/novelist
소설가
landkaart
지도
stad
도시
hoofdstad
수도
waar
(vraagwoord)
어디
dames en heren
allen aanwezig
여러분
familie
식구
wonen, leven
살다
Japan
일본
Japans
일본어
literatuurstudie
문학
studeren
공부하다
nu
지금
heel, zeer
아주
elke dag
날마다
pendelen
다니다
samen met X
X하고
bier
맥주
hobby
취미
weekend
주말
spelen
(spel)
두다
Maak even kennis met mijn vriend.
친구를 좀 만나세요.
Studeer nog hard!
열심히 공부하세요.
eten
(honorific)
잡수시다
geven, iets voor iemand doen
(informeel)
드리다
sterven
죽다
sterven
(honorific)
돌아가다
In het weekend ga ik niet naar school.
주말에 학교에 안 가요.
niet weten, niet kennen
모르다
Ik ga met mijn vader naar het theehuis.
아버지하고 다방에 갑니다.
theehuis
다방
sinologie
중국학
rechtenstudie
법학
pedagogiestudie
교육학
economiestudie
경제학
filosofiestudie
철학
vriendin
vriend
여친구
남친구
lief
애인
fruitsap
쥬스
lagere school
국민학교
lager middelbaar
중학교
hoger middelbaar
고등학교
wiskunde
수학
aardrijkskunde
지리학
ambtenaar
공무원
westers
서양
oudere broer (voor een jongen)
oudere broer (voor een meisje)
오빠
oudere zus (voor een meisje)
언니
oudere zus (voor een jongen)
누나
jongere broer
남동생
jongere zus
여동생
kantoor
사무실
oosters
동양
zoon
아들
dochter
grootvader
할아버지
grootmoeder
할머니
huisvrouw
가정 주부
journalist
기자
kunstenaar
미술가
arbeider
사업가
bankbediende
은행원
boekhouder
회계사
voetballen
축구하다
baseball spelen
honkbal spelen
야구하다
zwemmen
수영하다
de laatste tijd
요즈음
hoe
(vraagwoord)
어떻게
doorbrengen, besteden
지내다
goed
hoe zijn
어떻다
waarom
(vraagwoord)
druk zijn
바쁘다
huiswerk
숙제
veel zijn
많다
bril
안경