• Shuffle
    Toggle On
    Toggle Off
  • Alphabetize
    Toggle On
    Toggle Off
  • Front First
    Toggle On
    Toggle Off
  • Both Sides
    Toggle On
    Toggle Off
  • Read
    Toggle On
    Toggle Off
Reading...
Front

Card Range To Study

through

image

Play button

image

Play button

image

Progress

1/93

Click to flip

Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;

Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;

H to show hint;

A reads text to speech;

93 Cards in this Set

  • Front
  • Back
  • 3rd side (hint)
Toen Rogers in 1940 zijn eigen therapiebenadering ontwikkelde, zei zich af tegen de reductionistische mensvisie van de klassieke psychoanalyse en het orthodox behaviorisme.

Om effectief te helpen, zo ondekte hij, dient de therapeut
aansluiting te maken met het probleem zoals de cliënt het zelf beleeft.

Hij ontwikkelde een therapiemethode waar relationele grondhoudingen van empathie, aanvaarding en echtheid de therapeut de kerningrediënten vormen (Rogers, 1942).
kerningrediënten van de relationele grondhoudingen van cliëntgerichte psychotherapie:

e
a
e
-empathie,
-aanvaarding en
-echtheid van de therapeut

de kerningrediënten vormen (Rogers, 1942).
.Dit therapiemodel is een universeel model:
toepasbaar op alle cliëntproblemen en zonder differentiatie wat betreft psychopathologie en psychotherapeutische benadering.

In de loop der jaren is de klemtoon echter verschoven van een universele aanpak naar een meer procesdiagnostische en directieve aanpak.
In de loop der jaren is de klemtoon echter verschoven van een universele aanpak naar een meer
procesdiagnostische en directieve aanpak.
Naargelang het accent ligt op bepaalde processen, zijn er binnen de cliëntgerichte psychotherapie vier substromingen te onderscheiden, namelijk:

• De r
• de e
• De i
• de e
• De reflectieve benadering
• de experiëntiële benadering
• De interactionele benadering
• de existentiële benadering.
• De reflectieve benadering
• de experiëntiële benadering
• De interactionele benadering
• de existentiële benadering.
• Reflectieve benadering
Stimuleren van reflectieve processen
Corrigeren van narratieve constructie van het zelf

• Experiëntiële benadering
Actualiseren van het belevingsproces
Bewerken van emotionele problemen en intrapsychische conflicten

• Interactionele benadering
Exploreren en uitdagen van interactionele patronen

• Existentiële benadering
Onderzoeken en aanpassen van verschillende bestaansmodaliteiten
• De reflectieve benadering
• Reflectieve benadering
Stimuleren van reflectieve processen
Corrigeren van narratieve constructie van het zelf
• de experiëntiële benadering
• Experiëntiële benadering
Actualiseren van het belevingsproces
Bewerken van emotionele problemen en intrapsychische conflicten
• De interactionele benadering
• Interactionele benadering
Exploreren en uitdagen van interactionele patronen
• de existentiële benadering.
• Existentiële benadering
Onderzoeken en aanpassen van verschillende bestaansmodaliteiten
Het oorspronkelijke rogeriaanse gedachtegoed is voornamelijk uitgewerkt in de orthodoxe vleugel, aangeduid als de reflectieve benadering.

De nadruk ligt hier op
het verhaal dat iemand over zichzelf maakt om zijn leven te begrijpen, de narratieve constructie van de identiteit.
De relationele grondhoudingen van empathie, aanvaarding en echtheid worden gehanteerd als belangrijkste instrumenten voor verandering .

De vernieuwing is vooral
de concrete en zeer specifieke invulling van deze grondhoudingen bij zwaardere problematieken, zoals psychose, dissociatieve stoornissen, ernstige depressie, enzovoorts.
In de andere substromingen wordt aan de relationele grondhoudingen eveneens een beslissende rol toegekend, maar de vernieuwing is hier dat
specifieke taken en procedures differentieel worden aangewend naargelang de cliëntproblematiek, de setting en de fase van de therapie.

Zo heeft de experiëntiële vleugel verschillende methoden ontwikkeld om het erva­ringsproces te actualiseren, om emotionele problemen te bewerken, om intrapsychische conflicten scherper in beeld te brengen en om constructieve oplossingen te faciliteren.
Zo heeft de experiëntiële vleugel verschillende methoden ontwikkeld om
het erva­ringsproces te actualiseren, om emotionele problemen te bewerken, om intrapsychische conflicten scherper in beeld te brengen en om constructieve oplossingen te faciliteren.
Eenzelfde procesdirectieve stijl is te vinden in
de interactionele vleugel, waar de relationele stijl onder en uitgedaagd wordt als ingang naar de problematiek van de cliënt metacommunicatieve feedback en confrontatie als belangrijkste interventietechnieken worden gebruikt.

In de existentiële vleugel tenslotte wordt een diepere laag in de beleving aangesproken door de klacht te onderzoeken op hun betekenis in de pogingen van de cliënt om te verhouden met de gegevenheden van het menselijk bestaan en zin geven aan het leven.
In de existentiële vleugel tenslotte wordt
een diepere laag in de beleving aangesproken door de klacht te onderzoeken op hun betekenis in de pogingen van de cliënt om te verhouden met de gegevenheden van het menselijk bestaan en zin geven aan het leven.
Ondanks deze vernieuwingen en procesdifferentiaties heeft de client gerichte therapie een gemeenschappelijke kernidentiteit behouden.

Kenmerkend voor de cliëntgerichte identiteit is
de focus op de innerlijke belevingswereld van de cliënt en het geloof in de therapeutische relatie als cruciale hefboom tot persoonlijkheidsverandering.

De innerlijke belevingswereld van de persoon vormt de centrale invalshoek in het therapeutische werk. Het stap voor stap afgestemd zijn op deze belevingswereld, het communicatief toetsen ervan en het steeds weer terugkeren naar het ervaringsspoor van de cliënt vormen het fundament waarop alle therapeuttussenkomsten geënt zijn.

Dit fundament krijgt een eigen kleur door de nadruk die gelegd wordt op de persoonlijke vorrngeving van de interactie.
De innerlijke belevingswereld van de persoon vormt
de centrale invalshoek in het therapeutische werk. Het stap voor stap afgestemd zijn op deze belevingswereld, het communicatief toetsen ervan en het steeds weer terugkeren naar het ervaringsspoor van de cliënt vormen het fundament waarop alle therapeuttussenkomsten geënt zijn.

Dit fundament krijgt een eigen kleur door de nadruk die gelegd wordt op de persoonlijke vorrngeving van de interactie.
Cliëntgerichte therapie probeert de persoon in zijn totaliteit te benaderen, en ambieert meer te zijn dan alleen klachtenreductie.

Dit plaatst cliënten minder in een positie van
lijdzaam slachtoffer en stimuleert tot het ontwikkelen van een groter potentieel van hun mogelijkheden. Dit neemt echter niet weg dat, conform de tijdgeest, diverse mode van kortdurende behandelvormen zijn ontwikkeld .
Het feit dat cliëntgerichte therapie een breder doel beoogt - de mens in zijn wordingsproces stimuleren - laat ook ruimte voor betekenis zingeving in situaties waar het probleem op zich niet te remediëren is, maar
nog wel alles gedaan kan worden om de kwaliteit van leven maximaliseren.

De cliëntgerichte benadering biedt vaak een laatste houvast nadat eerdere behandelingen gericht op de probleemcontext er klachten, onvoldoende effect hebben gesorteerd.
Theoretische achtergrond

Het menselijk functioneren wordt gezien als een complex en dynamisch samenspel van diverse processen:

-l
-c
-e,
-r
-g
-e
-lichamelijke,
-cognitieve,
-emotionele/(belevings-),
-relationele,
-gedragsmatige en
-existentiële processen.

De mens wordt opgevat als een actieve participant die deze processen tracht samen te brengen om tegemoet te komen aan de steeds wisselende omgeving en om betekenis te verlenen aan zijn bestaan.

Groei is dus inherent dialectisch van aard; de voortdurende dialectiek ‘dwingt’ de verschillende zelfaspecten tot evolutie en tot steeds nieuwe constructies van de eigen narratieve identiteit.
De mens wordt opgevat als
een actieve participant die deze processen tracht samen te brengen om tegemoet te komen aan de steeds wisselende omgeving en om betekenis te verlenen aan zijn bestaan.

Groei is dus inherent dialectisch van aard; de voortdurende dialectiek ‘dwingt’ de verschillende zelfaspecten tot evolutie en tot steeds nieuwe constructies van de eigen narratieve identiteit.
Groei is dus
inherent dialectisch van aard; de voortdurende dialectiek ‘dwingt’ de verschillende zelfaspecten tot evolutie en tot steeds nieuwe constructies van de eigen narratieve identiteit.
Theoretische achtergrond

Het klassieke cliëntgerichte persoonlijkheidsmodel werd geherformuleerd door invloeden vanuit diverse substromingen te incorporeren.

De volgende basis­ principes vormen het fundament van deze neohumanistische synthese.

Het menselijk functioneren wordt opgevat als een complex en dynamisch samenspel van diverse processen:

l
c
e
r
g
e
Het menselijk functioneren wordt opgevat als een complex en dynamisch samenspel van diverse processen:

• lichamelijke,
• cognitieve,
• emotionele/(belevings-),
• relationele,
• gedragsmatige en
• existentiële processen.
Het menselijk functioneren wordt opgevat als een complex en dynamisch samenspel van diverse processen:

• lichamelijke,
• cognitieve,
• emotionele/(belevings-),
• relationele,
• gedragsmatige en
• existentiële processen.

De mens fungeert als
een actieve participant die deze processen tracht samen te brengen om tegemoet te komen aan de steeds wisselende omgeving en om betekenis te verlenen aan zijn bestaan.

Het zelf verwijst dus niet naar een vaste entiteit of een duidelijk omlijnd object, het is eerder een integratief proces waarbij verschillende, momentane ideeën over het zelf elkaar afwisselen, afhankelijk van de ervaringsgegevens die in rekening worden gebracht.
Als ouder kan iemand zich bijvoorbeeld heel toegewijd voelen, terwijl dezelfde persoon als werknemer eerder nonchalant is.

In relatie met leeftijdgenoten kan men zelfverzekerd zijn, terwijl men in de partnerrelatie afhankelijk is. lichamelijk kan men zich erg gespannen voelen, terwijl men rationeel het idee heeft alles onder controle te hebben.

Tussen deze zelfaspecten bestaat een onophoudelijke
innerlijke dialoog. Groei is dus inherent dialectisch van aard; de voortdurende dialectiek 'dwingt' de verschillende zelfaspecten tot evolutie en tot steeds nieuwe constructies van de eigen narratieve identiteit.
Visie op disfunctioneneren

Deze dialectisch-constructivistische visie werpt ook een ander licht op de opvattingen over een mogelijk disfunctioneren.

Disfuncties zijn niet toe te schrijven aan één enkel proces, maar kunnen
diverse ontstaansgronden hebben. Diverse ervaringsaspecten en verwerkingsniveaus worden in rekening gebracht om processtagnaties in al hun complexiteit te kunnen begrijpen.
Op het meest globale niveau doet zich een probleem voor als men in staat is om
diverse ervaringsaspecten tot een coherent en harmonisch geheel samen te brengen .

Er kan een conflict bestaan tussen gevoelens, overtuigingen, tussen wensen en angsten, tussen kracht en kwetsbaarheid, tussen de behoefte aan autonomie en het verlangen naar afhankelijkheid .

Pathologisch functioneren ontstaat wanneer bepaalde ervaringsgegevens onderdrukt worden of niet worden toegeëigend.
Een andere bron van disfunctioneren is het onvermogen om contact maken
met lichamelijk gevoelde ervaringen (het weten van het lichaam, of om deze in het bewustzijn te symboliseren .

Men is zich bijvoorbeeld niet bewust van de onderhuidse angst, of men kan de wrok die men niet uitdrukken. Anderzijds kan men ook zodanig overspoeld worden door de eigen lichamelijke gewaarwordingen, dat er geen contact meer is met lichamelijk gevoelde ervaringen . De innerlijke relatie tussen observerend, reflexieve zelf en de lichamelijk gevoelde ervaringen van de cliënt bij zichzelf kan waarnemen, bestaat niet. De lichamelijke ervaringen kunnen hierdoor niet toegeëigend en geïntegreerd worden.
Men is zich bijvoorbeeld niet bewust van de onderhuidse angst, of men kan de wrok die men niet uitdrukken.

Anderzijds kan men ook zodanig overspoeld worden door de eigen lichamelijke gewaarwordingen, dat er
geen contact meer is met lichamelijk gevoelde ervaringen .

De innerlijke relatie tussen observerend, reflexieve zelf en de lichamelijk gevoelde ervaringen van de cliënt bij zichzelf kan waarnemen, bestaat niet. De lichamelijke ervaringen kunnen hierdoor niet toegeëigend en geïntegreerd worden.
Soms heeft het disfunctioneren echter niet te maken met ervaringselementen die geen toegang vinden tot de bewuste ervaringsstroom.

Bepaalde ervaringen zijn op zichzelf niet adaptief. Het gaat hier om basale emotionele schema's, vaak
traumagerelateerde schema's, die te pas en te onpas geactiveerd worden.

Bij posttraumatische stress verkeert de persoon bijvoorbeeld in een permanente alarmtoestand , ook als geen reëel gevaar aanwezig is.

En bij ernstige hechtingsstoornissen men vaak een onaangepast verlangen of, omgekeerd, een overdreven wantrouwen ten aanzien van interpersoonlijke nabijheid.

Aan de basis ligt een emotioneel schema waarbij anderen gepercipieerd worden als 'afwezig' of 'onvoorspelbaar'.
Bij ernstige hechtingsstoornissen ziet men vaak een onaangepast verlangen of, omgekeerd, een overdreven wantrouwen ten aanzien van interpersoonlijke nabijheid.

Aan de basis ligt een
emotioneel schema waarbij anderen gepercipieerd worden als 'afwezig' of 'onvoorspelbaar'.
Ten slotte is er ook nog een grote verscheidenheid aan specifieke cognitief-affectieve verwerkingsproblemen die bepaalde typen van functioneren helpen verklaren, zoals
problematische reacties, waart innerlijke ervaring van een cliënt en diens concrete reacties niet lijk1 corresponderen .

Een cliënt vertelt bijvoorbeeld dat hij zijn ouders graag ziet. Hij begrijpt echter niet dat hij bij elk bezoek kortaf en bitsi ageert tegen hen .

De informatie uit cognitieve en affectieve bron kan andere woorden niet op een adequate manier worden samengebracht.
Bepaalde moeilijkheden hebben echter niet te maken met processtagnaties binnen het intrapsychisch functioneren. Er kunnen zich ook problemen voordoen in het interpersoonlijk functioneren of in relatie tot de existentiële kenmerken van het menselijk bestaan .

Sommige cliënten slagen er bijvoorbeeld niet in om hun interactiestijl aan te passen aan een
specifieke situatie;
ze houden op een rigide manier vast aan een typisch interactiepatroon (bijvoorbeeld : steevast achterdochtig zijn in nieuwe relaties).
Ook de confrontatie met de gegevenheden van het menselijk bestaan (eindigheid , verantwoordelijkheid) lokt bij een aantal cliënten problematische reacties uit.

Sommige cliënten vluchten in
de illusie van een eeuwig leven door de grenzen voortdurend uit te dagen.

Andere cliënten worden juist verlamd door het idee dat het leven eindig is; ze zien hun toekomst met angst tegemoet en durven geen plannen of verwachtingen te koesteren.
Deze differentiële kijk op disfunctioneren, waarbij procesdiagnostisch een brede waaier aan specifieke processtagnaties onderscheiden wordt, doet echter geen afbreuk aan de persoonsgerichte basisfilosofie van de cliëntgerichte theorie.

De klachten van een cliënt worden niet geïsoleerd behandeld, maar steeds
in relatie tot het gehele functioneren van de persoon.

De aandacht gaat niet enkel uit naar het elimineren van de pathologische elementen, maar ook naar het faciliteren van de gezonde krachten en het realiseren van 'zijnswaarden' zoals goedheid, schoonheid, waarheid, liefde.
Disfuncties zijn niet toe te schrijven aan één enkel proces, maar kunnen diverse ontstaansgronden hebben zoals het onderdrukken of niet toe-eigenen van bepaalde ervaringsgegevens, het onvermogen om contact te maken met lichamelijk gevoelde ervaringen of om deze in het bewustzijn te symboliseren, het niet adaptief zijn van bepaalde ervaringen, specifieke cognitief affectieve verwerkingsproblemen.
Er is sprake van een differentiële kijk op disfunctioneren, waarbij proces diagnostisch een brede waaier aan specifieke processtagnaties onderscheiden wordt en waarbij de klachten van de cliënt behandeld worden in relatie tot het gehele functioneren van de persoon.
Diagnostiek en behandelingsindicatie
Er zijn zes processtagnaties te onderscheiden, namelijk

E
M
D

C
V
O
1 vernauwde narratieve constructie van de identiteit.
2 moeilijkheden met innerlijk luisteren.
3 disfunctionele emotionele processen en emotieschema’s.
4 cognitief-affectieve verwerkingsproblemen
5 vastgeroeste interactiepatronen
6 onvermogen om op een authentieke manier vorm te geven aan het bestaan.
Er zijn zes processtagnaties te onderscheiden, namelijk:

1 vernauwde narratieve constructie van de identiteit.
2 moeilijkheden met innerlijk luisteren.
3 disfunctionele emotionele processen en emotieschema’s.
4 cognitief-affectieve verwerkingsproblemen
5 vastgeroeste interactiepatronen
6 onvermogen om op een authentieke manier vorm te geven aan het bestaan.
1 vernauwde narratieve constructie van de identiteit.
Er is sprake van incongruentie tussen het zelfbeeld en de innerlijke ervaringsstroom, waarbij bepaalde ervaringen worden afgeweerd of onderdrukt. De relationele grondhoudingen van empathie, aanvaarding en echtheid van de therapeut zijn de geschikte elementen om nieuwe ervaringselementen binnen te brengen en de oorspronkelijke narratieve constructie te verruimen en in proces te brengen.

2 moeilijkheden met innerlijk luisteren.
Cliënten worden gestimuleerd om ‘te luisteren naar het lichaam’, te focussen. ‘Niets voelen’ of ‘te veel voelen’ kunnen het focussen in de weg staan. Een volledige ervaringscyclus bestaande uit lichaamsgewaarwordingen, emoties, symboliseringen en situaties wordt nagestreefd.

3 disfunctionele emotionele processen en emotieschema’s.
Drie soorten disfunctionele emotionele reacties worden onderscheiden, namelijk maladaptieve emoties, secundaire reactieve emoties en instrumentele emoties.
4 cognitief-affectieve verwerkingsproblemen.
Er is sprake van kortsluitingen in het globale syntheseproces waarbij meerdere deelaspecten van het Zelf geïntegreerd dienen te worden. De problematische reactie, de zelfevaluatieve splitsing en de zelfonderbrekende splitsing zijn voorbeelden van synthesemoeilijkheden.
5 vastgeroeste interactiepatronen.
Het doel is de cliënt te helpen zich bewust te worden van hoe zijn klachten te maken hebben met zijn typische problematische manier van relaties aangaan, om vervolgens meer vrijheid en variatie te verwerven in zijn interacties. De actuele verhoudingswijze tussen cliënt en therapeut vormt het centrale terrein van aandacht en bewerking. Metacommunicatieve feedback in de vorm van acomplementair reageren, gedragsmatige feedback geven en emotionele feedback zijn verschillende manieren van interpersoonlijk interveniëren.

6 onvermogen om op een authentieke manier vorm te geven aan het bestaan.
Authentiek leven veronderstelt dat men zich voldoende
Er zijn zes processtagnaties te onderscheiden, namelijk:

1 vernauwde narratieve constructie van de identiteit.

2 moei
3 dis
4 co
5 vast
6 onver
1 vernauwde narratieve constructie van de identiteit.

Er is sprake van incongruentie tussen het zelfbeeld en de innerlijke ervaringsstroom, waarbij bepaalde ervaringen worden afgeweerd of onderdrukt. De relationele grondhoudingen van empathie, aanvaarding en echtheid van de therapeut zijn de geschikte elementen om nieuwe ervaringselementen binnen te brengen en de oorspronkelijke narratieve constructie te verruimen en in proces te brengen.
Er zijn zes processtagnaties te onderscheiden, namelijk:

1 vernauwde narratieve constructie van de identiteit.
2 moeilijkheden met innerlijk luisteren.

3 disfp
4 cogn
5 vastg
6 onve
2 moeilijkheden met innerlijk luisteren.

Cliënten worden gestimuleerd om ‘te luisteren naar het lichaam’, te focussen. ‘Niets voelen’ of ‘te veel voelen’ kunnen het focussen in de weg staan. Een volledige ervaringscyclus bestaande uit lichaamsgewaarwordingen, emoties, symboliseringen en situaties wordt nagestreefd.
Er zijn zes processtagnaties te onderscheiden, namelijk:

1 vernauwde narratieve constructie van de identiteit.
2 moeilijkheden met innerlijk luisteren.
3 disfunctionele emotionele processen en emotieschema’s.

4 cogn
5 vastge
6 onvermog
3 disfunctionele emotionele processen en emotieschema’s.

Drie soorten disfunctionele emotionele reacties worden onderscheiden, namelijk maladaptieve emoties, secundaire reactieve emoties en instrumentele emoties.
Er zijn zes processtagnaties te onderscheiden, namelijk:

1 vernauwde narratieve constructie van de identiteit.
2 moeilijkheden met innerlijk luisteren.
3 disfunctionele emotionele processen en emotieschema’s.
4 cognitief-affectieve verwerkingsproblemen

5 vas
6 onv
4 cognitief-affectieve verwerkingsproblemen.

Er is sprake van kortsluitingen in het globale syntheseproces waarbij meerdere deelaspecten van het Zelf geïntegreerd dienen te worden. De problematische reactie, de zelfevaluatieve splitsing en de zelfonderbrekende splitsing zijn voorbeelden van synthesemoeilijkheden.
Er zijn zes processtagnaties te onderscheiden, namelijk:

1 vernauwde narratieve constructie van de identiteit.
2 moeilijkheden met innerlijk luisteren.
3 disfunctionele emotionele processen en emotieschema’s.
4 cognitief-affectieve verwerkingsproblemen
5 vastgeroeste interactiepatronen

6 onve
5 vastgeroeste interactiepatronen.

Het doel is de cliënt te helpen zich bewust te worden van hoe zijn klachten te maken hebben met zijn typische problematische manier van relaties aangaan, om vervolgens meer vrijheid en variatie te verwerven in zijn interacties. De actuele verhoudingswijze tussen cliënt en therapeut vormt het centrale terrein van aandacht en bewerking. Metacommunicatieve feedback in de vorm van acomplementair reageren, gedragsmatige feedback geven en emotionele feedback zijn verschillende manieren van interpersoonlijk interveniëren.
Er zijn zes processtagnaties te onderscheiden, namelijk:

1 vernauwde narratieve constructie van de identiteit.
2 moeilijkheden met innerlijk luisteren.
3 disfunctionele emotionele processen en emotieschema’s.
4 cognitief-affectieve verwerkingsproblemen
5 vastgeroeste interactiepatronen
6 onvermogen om op een authentieke manier vorm te geven aan het bestaan.
6 onvermogen om op een authentieke manier vorm te geven aan het bestaan.

Authentiek leven veronderstelt dat men zich voldoende bewust is van verschillende bestaansdimensies (het lichamelijk bestaan, het bestaan met anderen, het bestaan met zichzelf en het bestaan in relatie tot een zingevingssysteem) en dat men een evenwicht realiseert tussen de dimensies.
Vernauwde narratieve constructie van de identiteit


De narratieve constructie van de identiteit, dat wil zeggen
het verhaal dat iemand over zichzelf maakt om zijn leven te begrijpen, het zelfbeeld en het ideaalbeeld kunnen 'gestold' of vernauwd zijn . Dit zorgt voor een incongruentie tussen het zelfbeeld en de innerlijke ervaringsstroom, waarbij bepaalde ervaringen worden afgeweerd of onderdrukt (Rogers, 1961).

Een cliënte beleeft zichzelf bijvoorbeeld als een toegewijd iemand die altijd hoort klaar te staan voor haar gezin. lichamelijke signalen die erop wijzen dat zij haar grenzen heeft bereikt, worden genegeerd. Haar vriend in die deze signalen wel opmerkt, nodigt haar uit om er samen een dagje op uit te trekken.

De cliënte slaat dit aanbod af; ze heeft geen behoefte aan tijd voor zichzelf; het doet haar meer deugd om haar tijd met haar kinderen te delen.
Een open, ontvankelijke en aanvaardende therapeutische dialoog is erop gericht om nieuwe ervaringselementen binnen te brengen en de oorspronkelijke narratieve constructie te ver ruimen en in proces te bren­gen. De orthodoxe cliëntgerichte therapie is hierin gespecialiseerd. Het gesprek wordt van de zijde van de therapeut voornamelijk gekenmerkt door empathische interventies en explorerende vragen.

Empathie stelt de therapeut in staat de complexe werkelijkheid van een individuele cliënt of een systeem te begrijpen. Het empathisch begrijpen ontstaat vanuit een dialoog binnen en over de belevingswereld van de cliënt. In deze dialoog legt de therapeut de belevingsaspecten die hij waarneemt en waar de cliënt aan voorbij neigt te gaan, ter toetsing voor aan de cliënt, zodat er een groeiend en gedeeld begrijpen van de belevingswereld van de cliënt ontstaat.
Vernauwde narratieve constructie van de identiteit.

Empathie stelt de therapeut in staat
de complexe werkelijkheid van een individuele cliënt of een systeem te begrijpen . Het empathisch begrijpen ontstaat vanuit een dialoog binnen en over de belevingswereld van de cliënt. In deze dialoog legt de therapeut de belevingsaspecten die hij waarneemt en waar de cliënt aan voorbij neigt te gaan, ter toetsing voor aan de cliënt, zodat er een groeiend en gedeeld begrijpen van de belevingswereld van de cliënt ontstaat.
Vernauwde narratieve constructie van de identiteit.

Empathie is nauw verweven met
de andere relationele grond houdingen.

De therapeut kan de cliënt alleen ten volle begrijpen als hij de eigen mening tijdelijk kan opschorten. Vanuit een niet-veroordelende zorg­ verantwoordelijkheid erkent de therapeut de ervaringen van de cliënt zonder goed- of afkeuring of moreel oordeel.
Oordelen blokkeren immers elke verdere communicatie en laten geen ruimte voor verheldering en verdieping, terwijl dat juist de bedoeling is van de therapie. Echtheid moet waarborgen dat de therapeut niet doet alsof hij de patiënt begrijpt of dat de therapeut maar met de patiënt meepraat zonder echt contact te maken.

Echtheid betekent ook dat de therapeut goed in contact staat met alle facetten van zijn eigen ervaringsproces, zodat zijn eigen problemen niet doorwerken in de therapie.
3.3.2 Moeilijkheden met innerlijk luisteren


Buiten de experiëntiële benadering (Gendlin, 1996; Leijssen 2003a) wordt een vorm van 'innerlijk luisteren ' gehanteerd waarbij de aandacht gericht is op
het 'weten van het lichaam'. Deze introspectieve methode kreeg de naam 'focussen'. Het veronderstelt dat de cliënt even stopt met praten en afleiding zoeken in de buitenwereld, en de aandacht naar binnen richt.

Meer bepaald wordt de cliënt uitgenodigd om subtiele lichamelijke gewaarwordingen, zoals een krop in de keel, druk op de borstkast, spa1ming in de onderbuik, enzovoorts op te merken.

Dat is het begin van opmerkzaam leren zijn voor de 'taal van het lichamelijk weten', anders gezegd:
de taal die het lichaam spreekt.

Vervolgens wordt de cliënt geholpen om dat lichamelijk aanvoelen uit te drukken. De beschrijving of uitbeelding van die inner!ijke beleving wordt aan het lichamelijk aanvoelen voorgelegd met de vraag 'Is dit juist?'

Als dat zo is, komt er iets van opluchting en bevrijding, een verschuiving in hoe de cliënt het probleem meedraagt.
Voor cliënten die geen ervaring hebben met focussen, kan het aanvankelijk moeilijk zijn om tot dit innerlijk luisteren te komen. Ze kunnen zogezegd 'niets voelen' en blijven doorgaan met praten en denken over een probleem.

Sommigen merken geen subtiele innerlijke gewaarwordingen op omdat ze die vaardigheid verleerd hebben in een opvoedingssysteem dat eenzijdig gericht is op de ontwikkeling van het logisch rationeel denken.

Bovendien zijn mannen…
Terwijl vrouwen...
Bovendien zijn mannen vaak getraind om gevoelens te negeren, in het bijzonder gevoelens die voor zwak en teergevoelig doorgaan.

Terwijl vrouwen voornamelijk geleerd hebben eigen gevoelens opzij te zetten en aan gevoelens van anderen voorrang te geven.
Het lichaam wordt niet meer gerespecteerd als een bron van wijsheid; voor mannen is het een instrument om te presteren, voor vrouwen dient het om te behagen.

Het gevolg daarvan is een vervreemding van het lichaam.
Ook zeggen mensen dat ze 'niets voelen', wanneer ze eigenlijk bedoelen dat
er niets onprettigs is. Dan kan de persoon nagaan of datzelfde gevoel positief te benoemen is als bijvoorbeeld: ontspannen, rustig, open, helemaal goed voelen".

Soms dient zich dan als een 'contrast' toch een heel ander gevoel aan. 'Niets voelen' kan dicht staan bij 'te veel voelen', vooral wanneer het niet (meer) voelen moet dienen om pijnlijke erva ringen af te schermen.

Dat laatste is een tweede groep van problemen om tot focussen te komen:
direct zo veel voelen dat cliënten 'verdrinken' in een golf van gevoelens. Deze cliënten worden overspoeld door emoties, of zijn overdreven bezig met lichaamsgewaarwordingen.

Er is geen 'observerend ik' aanwezig dat zich kan verhouden met wat het lichaam aandraagt.

De cliënt valt dan te zeer samen met emoties of lichaamssensaties.
Er is geen 'observerend ik' aanwezig dat zich kan verhouden met wat het lichaam aandraagt. De cliënt valt dan te zeer samen met
emoties of lichaamssensaties.

Bij overspoelend ervaren is die innerlijke dialoog niet meer mogelijk.

Er bestaan diverse technieken om die innerlijke afstand te creëren.

Deze benadering is succesvol bij crisismomenten met overspoelend verdriet of allesoverheersende angst, ernstige somatische klachten, traumatische ervaringen, zelfmoordgevaar.
Gebruikelijk is het werken met metaforen waarbij het overweldigende 'bevat' wordt in iets waarmee de afstand tot de persoon groter gemaakt wordt.

De cliënt kan zich bijvoorbeeld verbeelden dat er een container naast hem staat waarin hij de overweldigende ervaringen plaats geeft.

Hij kan dan later 'sorteren' wat er in die container zit. Er zijn andere technieken die bij te zeer samenvallen met pijnlijke sensaties helpen, zoals:
werken met de ademhaling om al ademend meer innerlijke ruimte te creëren, of zich eerst concentreren op positieve ervaringen.

Pas als de cliënt enige afstand kan nemen, is hij in staat om stapsgewijs de passende symboliseringen te vinden.
Een volledige ervaringscyclus bestaat uit
-lichaamsgewaarwordingen,
-emoties,
-symboliseringen en
-situaties

Cliënten blijken bepaalde voorkeuren te hebben voor een van deze componenten.

Sommigen starten bijvoorbeeld steevast met het uiteenzetten van situaties die ze meegemaakt hebben.

Anderen geven vooral een gedetailleerd verslag van hun lichamelijke gewaarwordingen .

Er zijn ook cliënten die voornamelijk in hun emoties zitten, terwijl een kleinere groep vooral in beelden spreekt.

Bij elk van deze 'ingangen' dient de therapeut naar een volledige ervaringscyclus toe te werken door geleidelijk de ontbrekende componenten aan te wakkeren.
Bijvoorbeeld bij een cliënt die steeds weerkerende zeurende en trekkende pijn in zijn arm beschrijft, let de therapeut vooral op woorden die een emotionele kleur aangeven en reflecteert deze in een licht gewijzigde context:

'Daar is iets dat zeurt en trekt'. Na die reflectie komt de cliënt in contact met verdriet en kwaadheid.
Vervolgens stimuleert de therapeut de cliënt tot het exploreren van situaties die dergelijke emoties oproepen.

Ten slotte ontdekt de cliënt dat hij alles 'naar zijn hand wil zetten' en dat het leven op die manier enorm belastend is.
3.3.3. Disfunctionele emotionele processen

Kenmerkend voor de menselijke emotionaliteit is dat er zich continu
dynamische synthesen voltrekken tussen aangeboren affectieve proces­ sen en meer bewuste reflectieve processen, die mede vormgeven aan het impliciete emotionele geheugen. Deze synthesen worden emotionele schema's genoemd en verwijzen naar complexe zelforganiserende processen die informatie uit diverse bronnen snel en geautomatiseerd samenbrengen.

Het zijn betekenisgenererende 'structuren' of 'blauwdrukken' die zorgen voor een holistische, intuïtieve inschatting van onze ervaringen. Ze evalueren de zinvolheid ervan in het licht van onze behoef ten, waar­ den en idealen en ze fungeren op die manier als een soort prereflectieve leidraad voor ons handelen.
Hoewel het begrip 'schema ' de betekenis oproept van permanent of statisch van aard, is dit allerminst het geval voor emotieschema's.

Ze hebben een ….
idiosyncratisch en vloeiend karakter omdat ze van moment tot moment worden geconstrueerd en geherconstrueerd in functie van de specifieke situatie.

Emoties kunnen echter ook ontaarden in maladaptieve structuren die te pas en te onpas komen opduiken.

Het emotioneel beleven is dan niet langer een dynamisch en complex proces dat voortdurend in beweging is; het is een vastgeroeste, repetitieve structuur geworden die zichzelf eindeloos herhaalt.
Elliott et al. (2004) onderscheiden drie soorten disfunctionele emotionele reacties:

M
S
I
-maladaptieve emoties,
-secundaire reactieve emoties en
-instrumentele emoties.
Maladaptieve emoties

worden automatisch opgewekt door bepaalde prikkels, zonder dat de persoon in kwestie de hier-en-nu-situatie bewust evalueert .

Het zijn in feite
aangeleerde emotionele reacties die voortkomen uit vroegere, veelal traumatische ervaringen .

Ze worden te pas en te onpas geactiveerd en ze zijn niet afgestemd op de behoeften en vereisten van het moment; op die manier staan ze een adequaat functioneren in de weg.

Een patiënt met een verleden van seksueel misbruik heeft bijvoorbeeld geleerd dat aandacht en zorg steeds gevolgd werden door grensoverschrijdend gedrag.

Zij reageert steevast wantrouwig en verwerpend op toenaderingspogingen van anderen, zonder te differentiëren of ze te goeder of te kwader trouw bedoeld zijn.
Secundaire reactieve emoties

Secundaire reactieve emoties
zijn, zoals de term aangeeft, geen directe antwoorden op een situatie in het hier en nu.

Het zijn reacties op
een primaire adaptieve emotie die om een of andere reden niet toelaatbaar is.

Het zijn in feite 'emoties over emoties' die bedoeld zijn om de oor­spronkelijke emotie te verhullen of te vervormen .Vooral schijn­ baar negatieve emoties (angst, kwaadheid, verdriet) worden vaak tegengehouden of vervormd.

Nochtans zijn het krachten die een belangrijke functie hebben voor de mens.
De emotionele expressie die we zien bij secundaire emoties is geen uitdrukking meer van de echte emotie, het is een verwrongen vorm die niet helemaal passend is in de desbetref­fende situatie.
Verdriet is bijvoorbeeld niet de zuiverende emotie na pijn of verlies, maar een uiting van ingehouden kwaadheid. Angst is geen reac­tie op reëel gevaar, maar een bezwering van het ontoelaatbare verlangen naar autonomie en individualiteit. Kwaadheid is geen reactie op de aantasting van de persoonlijke integriteit, maar een schild om de eigen kwetsbaarheid te maskeren.
Instrumentele emoties

Instrumentele emoties
zijn gespeelde emoties die bedoeld zijn om
anderen te be­ïnvloeden of te bewerken. Soms gaat het om bewuste, wel­ overwogen reacties;

soms zijn het reacties uit gewoonte. Instrumentele emoties zijn, net als secundaire emoties, geen authentieke responsen die aansluiten bij de huidige situatie. Ze worden geuit om iets van de ander gedaan te krijgen, niet omdat de specifieke situatie erom vraagt.
Met 'krokodillentranen ' probeert men bijvoorbeeld medelijden op te wekken bij de ander. Met 'spierbalgeroffel' probeert men anderen te imponeren of te domineren .
Het leren onderscheiden van de diverse soorten disfunctionele emoties is van cruciaal belang in psychotherapie, omdat ze elk een verschillende aanpak vergen.

De experiëntiële richting gebruikt diverse methoden om de cliënt te helpen bij het transformeren van deze disfunctionele emotionele processen in meer adaptieve vormen.

De therapeut gaat doorgaans meer
procesdirectief en psycho-educatief te werk bij het reguleren en modificeren van emoties en het ontwikkelen van een hernieuwd en verruimd emotioneel bewustzijn.
3.3.4. Cognitief-affectieve verwerkingsproblemen

• P
• Z
• Z
Cognitief-affectieve verwerkingsproblemen

• Problematische reactie
• Zelfevaluatieve splitsing
• Zelfonderbrekende splitsing
3.3.4 Cognitief-affectieve verwerkingsproblemen

Bepaalde problemen hebben te maken met de kortsluitingen in het globale syntheseproces waarbij meerdere deelaspecten van het zelf geïntegreerd dienen te worden. Men spreekt in dat verband ook wel van
cognitief-affectieve verwerkingsproblemen.
In de recente cliëntgericht-experiëntiële literatuur wordt het zelf beschouwd als een complex en dynamisch systeem waarin meerdere zelfaspecten in een complex netwerk van wederzijdse, dialogale relaties met elkaar in verbinding staan.

De integratie van deze zelfaspecten gebeurt echter niet vanzelf;
een coherente en meervoudige synthese moet telkens opnieuw tot stand worden gebracht. Elliott et al. (2004) hebben diverse procestaken geïdentificeerd, waarbij synthese moeilijkheden een rol spelen.
De laatste twee synthesemoeilijkheden staan in de literatuur ook bekend als 'de innerlijke criticus', die al naargelang zijn intensiteit en omvangrijkheid andere zelfaspecten kan bevechten of volledig onderdrukken.

Hoewel de innerlijke criticus zeer verschillende verschijningsvormen kan aannemen (onder andere zelfkritiek, zelf twijfel, rationalisaties, relativering, zelfspot), is deze herkenbaar door:
• de 'stereotiepe uitdrukingen',
• het gebrek aan nuance en
• de voorspelbaarheid .
Op onvriendelijke, eisende, neerhalende, scherpe, deprimerende toon brengt de innerlijke criticus altijd dezelfde gedachten:
'doe niet flauw 'jij kan ook niets', 'niemand ziet mij graag', 'het zal toch mislukken'.
De therapeut dient de cliënt eerst en vooral te helpen zich te disidentificen van de innerlijke criticus, wat al met een eenvoudige herformulering bereikt kan worden, zoals: 'Er is een deel in jou dat niet verdraagt dat je • contact komt met deze gevoelens'.

De therapeut kan ook vragen om 'de stem' eens voor zich te plaatsen en te 'zien' wat er dan komt. Vervolgens wordt dat machtige deel van de persoon verder geëxploreerd.
De therapeut dient de cliënt eerst en vooral te helpen zich te disidentificen van de innerlijke criticus, wat al met een eenvoudige herformulering bereikt kan worden, zoals: 'Er is een deel in jou dat niet verdraagt dat je • contact komt met deze gevoelens'.

De therapeut kan ook vragen om 'de stem' eens voor zich te plaatsen en te 'zien' wat er dan komt. Vervolgens
wordt dat machtige deel van de persoon verder geëxploreerd.
Vaak is het een overname van een aspect van een belangrijke gezagsfiguur in het leven van de cliënt, ofwel is het een deel dat
in leven werd geroepen om zichzelf te beschermen of te overleven in moeilijke omstandigheden.
De innerlijke criticus heeft ooit de belangrijke helpende functie gehad om met niet te verdragen belevingen om te gaan of ongeoorloofde gevoelens in toom te houden.

Maar ook wanneer de omstandigheden da niet meer om vragen, blijft de persoon
ongenuanceerd deze reactie wijze aanhouden.
In therapie leren cliënten differentiëren in hoeverre zij dat deel nu nog wel of niet nodig hebben.

Hierop volgt een
'machtsverschuiving':

cliënten beslissen opnieuw welke plaats zij willen geven aan dat deel van hun persoon in plaats van dat zij 'in de greep' blijven van de innerlijke criticus. Het deel van de persoon dat werd onderdrukt afgeremd door de innerlijke criticus, is meestal heel kwetsbaar of erg getraumatiseerd.

Wanneer dit opnieuw de overhand krijgt, komen er vaak sterke emoties aan de oppervlakte en vindt er een helingsproces plaats waarbij de afgesplitste delen weer geïntegreerd worden in de persoolijkheid (Stinckens, Lietaer & Leijssen, 2004).
3.3.4 Cognitief-affectieve verwerkingsproblemen
• Problematische reactie
• Zelfevaluatieve splitsing
• Zelfonderbrekende splitsing
3.3.4 Cognitief-affectieve verwerkingsproblemen

• Problematische reactie
• Z
• Z
Problematische reactie

Soort kortsluiting die ontstaat doordat de innerlijke ervaring van een cliënt en diens concrete reacties niet lijken te corresponderen.
Een cliënt vertelt dat hij zijn ouders dolgraag ziet. Hij begrijpt echter niet dat hij bij elk bezoek kortaf en bitsig reageert tegen hen. De informatie uit cognitieve en affectieve bron kan met andere woorden niet op een adequate manier worden samengebracht.
3.3.4 Cognitief-affectieve verwerkingsproblemen

• Problematische reactie
• Zelfevaluatieve splitsing
• Z
Zelfevaluatieve splitsing

Innerlijk conflict dat ontstaat doordat tegelijkertijd twee tegen­ gestelde zelfaspecten worden geactiveerd.
Een cliënt wil de lat voor zichzelf heel hoog leggen en in alles de perfectie nastreven. Hij heeft deze norm van thuis uit meegekregen; zijn ouders hebben hem altijd voorgehouden dat alles wat men doet, goed hoort te zijn. Dit zorgt voor veel stress. In therapie verwoordt hij het verlangen naar meer rust in zijn leven. Hij wil meer leren genieten van de dingen in plaats van zich altijd uit te sloven.
3.3.4 Cognitief-affectieve verwerkingsproblemen

• Problematische reactie
• Zelfevaluatieve splitsing
• Zelfonderbrekende splitsing
Zelfonderbrekende splitsing

Ongezonde vorm van overregulering, die ontstaat doordat een dominant zelfaspect de activering van andere zelfaspecten onderdrukt.
Een cliënt spreekt op een heel oppervlakkige en externaliserende manier over het verlies van zijn partner. Hij is druk bezig met dingen buiten zichzelf, probeert de situatie te bemeesteren 'vanuit zijn hoofd; citeert veel externe autoriteiten en zoekt vooral naar rationele verklaringen.

Zijn gevoelsmatige betrokkenheid is zeer beperkt. De weinige emoties die aan bod komen, worden vaak verwoord op een veralgemeende, afgevlakte of rigide manier. Hij heeft sinds het overlijden van zijn partner wel veel last van oncontroleerbare paniekaanvallen.
3.3.5 Vastgeroeste interactiepatronen

In de interactionele benadering is de actuele verhoudingswijze tus­sen cliënt en therapeut het centrale terrein van aandacht en bewerking .

Het doel is hier
de cliënt te helpen zich bewust te worden van hoe zijn klachten te maken hebben met zijn typische problematische manier van relatie s aangaan, om vervolgens meer vrijheid en variatie te verwerven in zijn interacties.

Er zijn verschillende manieren van interpersoonlijk interveniëren ; het geheel van interpersoonlijke interventies wordt ook aangeduid als meta­ communicatieve feedback.
-Acomplementair reageren
-Gedragsmatige feedback geven
-Emotionele feedback geven
Er zijn verschillende manieren van interpersoonlijk interveniëren;

het geheel van interpersoonlijke interventies wordt ook aangeduid als meta­ communicatieve feedback.

3.5 vormen van metacommnicatieve feedback:

-A
-G
-E
-Acomplementair reageren
-Gedragsmatige feedback geven
-Emotionele feedback geven
3.5 vormen van metacommnicatieve feedback:

-Acomplementair reageren
-G
-E
De therapeut doet niet wat vanuit de interactionele positie van de cliënt sociaal voor de hand zou liggen om wel te doen.

Door deze acomplementaire of 'asociale' respons motiveert de therapeut de cliënt om te gaan reflecteren op wat hij interactioneel aan het 'doen' is, welke appels van zijn interactionele opstellingswijze uitgaan naar anderen.
Een depressieve cliënt stelt zich erg afwachtend op in therapie. Hij neemt weinig of geen initiatief in de therapeutische relatie, maar wacht geduldig de vragen van de therapeut af.

In plaats van te blijven beantwoorden aan het interactionele appel dat van deze cliënt uitgaat, kiest de therapeut ervoor om niet langer het voortouw te nemen in het therapeutisch contact, maar de verantwoordelijkheid over het verloop van de therapiesessie bij de cliënt te laten.
3.5 vormen van metacommnicatieve feedback:

-Acomplementair reageren
-Gedragsmatige feedback geven
-E
De therapeut confronteert de cliënt met hoe hij zich opstelt ten opzichte van de therapeut.
'Wat mij opvalt, is dat je binnenkomt in de therapiekamer, gaat zitten en wacht totdat ik een vraag stel. Je neemt geen initiatief om zelf een thema op de agenda te zetten.'
3.5 vormen van metacommnicatieve feedback:

-Acomplementair reageren
-Gedragsmatige feedback geven
-Emotionele feedback geven
De therapeut reageert met een persoonlijke zelfonthulling en laat aan de cliënt weten welk effect zijn gedrag heeft op hem/ haar.
'Als je je zo afwachtend opstelt in het therapeutisch contact, voel ik een enorme druk om het gesprek in handen te nemen. Tegelijk voel ik me ook zo moe worden van al dat trekken en sleuren. Ik verlang er echt naar datje jezelf meer zou tonen'.
Bij de behandeling van een interpersoonlijke problematiek kan de therpeut in drie fasen te werk gaan.

1.
De therapeut raakt in een eerste fase van de therapie tot op zekere hoogte verstrikt in de problematische interatiepatronen van de cliënt. De echtheid van de therapeut wordt hier de hefboom tot verandering, zij het nooit los van empathie en aanvaarding.

Echtheid is geen 'spontaan reageren', integendeel, dergelijke reacties zijn eerder een belemmering voor het therapeutisch proces. Echtheid betekent hier dat er van de therapeut geen communicatieve tegenstrijdigheden uitgaan en dat de therapeut een grote openheid aan de dag legt voor de eigen reacties, want deze zijn als een diagnostisch instrument waarmee hij registreert wat de cliënt teweegbrengt.
2.

Zodra de therapeut de centrale interpersoonlijke problematiek van de cliënt scherper in beeld heeft en de therapeutische relatie voldoende veilig is om enige frustratie te tolereren, volgt de tweede fase.

Daarin kiest de therapeut ervoor om de gebruikelijke interactiestijl van de cliënt niet sociaal wenselijk te beantwoorden; zodoende is de therapeut acomplementair bij problematisch gedrag en geeft geen verdere bekrachtiging (bijvoorbeeld als de cliënt in een pijnlijk moment een grappige opmerking maakt, lacht de therapeut niet).

Door een meer neutrale gedistantieerde houding van de therapeut wordt de gebruikelijke interactiestijl van de cliënt ontregeld en wordt zijn problematisch interactiepatroon beïnvloed.
Nieuwe ervaringselementen kunnen worden toegelaten en de oorspronkelijke narratieve constructie kan worden verruimd en in proces gebracht. Vooraleer over te stappen naar de volgende fase vraagt de therapeut zich af wat mogelijk zijn eigen aandeel is in de reactie die de cliënt oproept.

Het is immers niet de bedoeling dat tegenoverdracht wordt uitgeageerd. Overheersend is de zorg welke reactie op dit moment het beste helpt. Als openheid nodig is om disfunctioneel appel van de cliënt zichtbaar te maken, is de volgende fase aangewezen.
2.

Zodra de therapeut de centrale interpersoonlijke problematiek van de cliënt scherper in beeld heeft en de therapeutische relatie voldoende veilig is om enige frustratie te tolereren, volgt de tweede fase.

Daarin kiest de therapeut ervoor om de gebruikelijke interactiestijl van de cliënt niet sociaal wenselijk te beantwoorden; zodoende is de therapeut acomplementair bij problematisch gedrag en geeft geen verdere bekrachtiging (bijvoorbeeld als de cliënt in een pijnlijk moment een grappige opmerking maakt, lacht de therapeut niet).
Door een meer neutrale gedistantieerde houding van de therapeut wordt de gebruikelijke interactiestijl van de cliënt ontregeld en wordt zijn problematisch interactiepatroon beïnvloed.

Nieuwe ervaringselementen kunnen worden toegelaten en de oorspronkelijke narratieve constructie kan worden verruimd en in proces gebracht. Vooraleer over te stappen naar de volgende fase vraagt de therapeut zich af wat mogelijk zijn eigen aandeel is in de reactie die de cliënt oproept.
Het is immers niet de bedoeling dat tegenoverdracht wordt uitgeageerd. Overheersend is de zorg welke reactie op dit moment het beste helpt. Als openheid nodig is om disfunctioneel appel van de cliënt zichtbaar te maken, is de volgende fase aangewezen.
3.

In de derde fase, wanneer er al een stevige werkrelatie is, geeft de therapeut metacommunicatieve feedback, waarmee hij de cliënt voorlegt wat deze bij hem oproept .

Om te beginnen onderbreekt de therapeut het verhaal van de cliënt en kondigt aan dat hij naar een ander niveau overschakelt door bijvoorbeeld te zeggen: 'Wacht eens even, ik wil eerst tijd nemen om te zien wat er nu tussen ons gebeurt.'
Dan geeft de therapeut gedragsmatige feedback over het inefficiënte gedrag waarmee cliënt tracht iets voor elkaar te krijgen, bijvoorbeeld door het inefficiënte gedrag van de cliënt te omschrijven: 'je praat aanhoudend zonder ooit de tijd te geven om ertussen te komen'.
De meta communicatieve feedback moet ook een uitnodiging zijn tot nieuwe communicatie. Daarom zal de therapeut tevens een constructieve boodschap geven door de eigen positieve intentie kenbaar te maken, bijvoorbeeld: 'ik wil echt contact met je en me niet zo buitengesloten voelen'.

De feedback waarin de therapeut zijn eigen waarnemingen, gevoelens en inzichten verwoordt, is bovendien concreet.

Vanuit een oprecht begaan zijn met de cliënt zoekt de therapeut naar een niet verhullende, maar wel constructie verwoording van een probleemsituatie .
3.3.6 Existentiële problemen

In de existentiële benadering wordt de mens beschouwd als onlosma­kelijk verbonden met zijn omgeving (Wollants & Lietaer, 2000). 'Ex-is­ teren' betekent 'in de wereld zijn'.

Hierdoor is het menselijk bestaan ook fundamenteel begrensd:
men kan niet alles doen wat men wil, men botst voortdurend op de grenzen van zijn bestaan. Binnen dit 'zijn in de wereld' worden verschillende dimensies onderscheiden: het lichamelijk bestaan , het bestaan met anderen, het bestaan met zichzelf en het bestaan in relatie tot een zingevingssysteem.

Authentiek leven veronderstelt dat men zich voldoende bewust is van elke bestaansdimensie en dat men een evenwicht realiseert tussen de dimensies (Wauters, 2004).
Vooral het existeren als een lichamelijk gebeuren wordt in de existentiële benadering sterk benadrukt.

De mens is in de wereld verankerd als lichaam en is zich van deze wereld bewust als een lijfelijk weet hebben van deze wereld.

Verder is mens-zijn:
weet hebben van verleden, heden en toe­ komst met als enige zekerheid dat er een einde aan komt.

Dit besef zorgt enerzijds voor uitdagingen: de mens wordt in het leven geworpen met als opdracht om zijn bestaan en zijn wereld vorm te geven.

Anderzijds boezemt het ook angst in: men heeft slechts een beperkte tijd ter beschikking en men zal een keuze moeten maken tussen ontelbaar veel mogelijkheden (Cooper, 2003).
De existentiële ideeën vormen een waardevolle inspiratiebron om hypothesen te genereren over de moeilijkheden waarmee cliënten worstelen (Renders, 2005).

Globaal genomen kan elke pathologische ontwikkeling beschouwd worden als
een verstoring van een persoon met zijn wereld. Omdat deze interactie tussen mens en wereld verschillende dimensies kent, kunnen er zich ook verschillende verstoringen.
De meest basale verstoring doet zich voor op het niveau van het lichamelijk existeren:
men is afgesplitst van zijn lijfelijk ervaren, men heeft weinig of geen contact met de eigen lichaamsgewaarwordingen , men behandelt het lichaam als een ding, de lichaamscontactfuncties wordt dwangmatig onder controle gehouden.

Dit laatste doet zich voor bij somatisatiestoornissen.
Het in de wereld zijn, het leven met anderen, kan eveneens verstoord zijn.

Typerend voor het menselijk bestaan is de spanning tussen twee belangrijke ontwikkelingstaken:
de behoefte tot autonomie en de behoef te tot verbondenheid.

De verhouding tot de medewereld kan ( twee verschillende manieren verstoord zijn, met een 'doorschieten' een van beide polen.

Dit manifesteert zich concreet in de vermijding van elk interpersoonlijk contact, of omgekeerd, in een volledige versmelting met de ander.
Ook de tijd- en de ruimtebeleving kunnen verstoord zijn.

Bij een storing de tijdbeleving ervaart men zijn leven als discontinu; heden, verleden, en toekomst zijn niet met elkaar verbonden.

Men blijft op een destructieve manier vasthangen aan
het verleden (bijvoorbeeld in het geval van, een posttraumatische-stressstoornis), men vlucht in een onophoudelijk hier en nu (bijvoorbeeld bij verslavingsgedrag) of men is obsessioneel gericht op de toekomst, krampachtig bezig met het bezweren van gevaren en risico's (bijvoorbeeld bij obsessief-compulsief gedrag).
Wat de ruimtebeleving betreft, ziet men ook een divers palet aan verstoringen:

sommige cliënten beleven hun subjectieve ruimte als
onbestaand ze worden volledig in beslag genomen door hun omgeving.

Andere cliënten hebben een uitvergroot gevoel van ruimte; ze hebben het idee alles en iedereen te kunnen bezetten en innemen.

Depressieve cliënt ervaren hun ruimte als ingeperkt en benauwd , terwijl bij schizofrene personen de afgrenzing van de eigen ruimte aangetast is; ze beleven hun ruimte als binnengedrongen door andere objecten of personen .
De confrontatie met de eindigheid van het bestaan, ten slotte, plaatst mens voor de moeilijke opdracht om
binnen de beperkte tijd die het gegeven is, op een authentieke manier vorm te geven aan zijn leven.

Men is verantwoordelijk voor de wereld die men geconstrueerd heeft en verdwijnt wanneer men sterft.

De existentiële angst die hiermee gepaard gaat, tracht men op talloze manieren af te weren.

Velen kiezen voor de 'inauthentieke' levenswijze, waarbij ze hun leven vormgeven zoals van hen verwacht wordt. Dit zorgt voor veiligheid en geruststelling, maar beperkt tegelijk het aantal vrijheidsgraden. De therapeut zal zich met zijn vragen richten op de manier waarop de cliënt verantwoordelijkheid in het dagelijks leven uit de weg gaat.
Velen kiezen voor de 'inauthentieke' levenswijze, waarbij ze hun leven vormgeven zoals van hen verwacht wordt.

Dit zorgt voor veiligheid en geruststelling, maar beperkt tegelijk
het aantal vrijheidsgraden.

De therapeut zal zich met zijn vragen richten op de manier waarop de cliënt verantwoordelijkheid in het dagelijks leven uit de weg gaat.
Behandelingen en effecten
Uit onderzoek blijkt dat cliëntgerichte therapie het minstens even goed doet als de cognitiefgedragstherapeutische benadering.

Het gemiddelde aantal sessies van een cliëntgerichte therapie bedraagt 22, wat aantoont dat de meeste van deze therapieën niet langdurig zijn.

Ook bij follow-up blijven de effectgrootten behouden.
Recent effectonderzoek dat rekening houdt met de complexiteit van het psychotherapieonderzoek, erkent dat een positief behandelresultaat staat of valt met het ontwikkelen van een goede werkrelatie, waarvoor cliënt- en therapeutkenmerken doorslaggevend zijn.

Het procesonderzoek, waarin de cliëntgericht-experiëntiële therapie koploper is, biedt bovendien meer inzicht in veranderingsprocessen en draagt zo daadwerkelijk bij aan verbetering en vernieuwing van de psychotherapie.