• Shuffle
    Toggle On
    Toggle Off
  • Alphabetize
    Toggle On
    Toggle Off
  • Front First
    Toggle On
    Toggle Off
  • Both Sides
    Toggle On
    Toggle Off
  • Read
    Toggle On
    Toggle Off
Reading...
Front

Card Range To Study

through

image

Play button

image

Play button

image

Progress

1/177

Click to flip

Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;

Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;

H to show hint;

A reads text to speech;

177 Cards in this Set

  • Front
  • Back
soms
às vezes
onderweg
no caminho
een beetje
um bocado
het is ze gelukt
conseguiram
waren blij
ficaram contentes
iets, het één of ander
qualquer coisa
hebben hun best gedaan, hebben echt geprobeerd
bem tentaram
een artikel van jou
um artigo teu
komende maand
o mês que vem
aquilo
dat (in de verte)
een wandeling maken
dar um passeio
wat is de afstand, hoe ver is
qual é a distância
het is beter, jullie kunnen beter
é melhor
gelukkig, gelukkig maar
ainda bem
kom, oké, het is klaar
pronto
we bellen wel een keertje
a gente depois telefona
we hopen van wel
esperamos que sim
volgende week
a próxima semana, a semana que vem
volgende maand
o próximo mês, o mês que vem
volgende jaar
o próximo ano, o ano que vem
het begin
o princípio
het einde
o fim
(aan het) begin van de week
no princípio da semana
(aan het) eind van de maand
no fim do mês
(aan het) begin van het jaar
no princípio do ano
begin april
no princípio de Abril
aan het eind van de zomer
no fim do Verão
een kwartier
um quarto de hora, um quarto
het is tien over acht
são oito e dez
het is kwart over acht
são oito e um quarto
het is vijf voor half acht
são oito e vinte e cinco
het is kwart voor acht
são oito e quarente e cinco
é um quarto para as nove
são nove menos um quarto
's ochtends
da manhã
om 9 uur 's ochtends
às nove da manhã
om 6 uur 's middags
às seis da tarde
om 10 uur 's avonds
às dez da noite
om 2 uur 's nachts
às duas da manhã
de rivier
o rio
de berg, het gebergte
a serra
het landschap
a paisagem
de zee
o mar
de kust
a costa
het eiland
a ilha
de berg
o monte
de steen
a pedra
de lucht (hemel)
o céu
de lucht
o ar
het strand
a praia
het dorp
a aldeia
de boom
a árvore
het bos
a mata
de bloem
a flor
de plant
a planta
het veld, het platteland
o campo
de aarde, de grond
a terra
het landgoed, de boerderij
a quinta
het seizoen
a estação
het weer
o tempo
de warmte, de hitte
o calor
de graad
o grau
het klimaat
o clima
de zon
o sol
de regen
a chuva
de wind
o vento
de sneeuw
a neve
de temperatuur
a temperatura
de kou
o frio
de wolk
a nuvem
de maan
a lua
de mist
o nevoeira
warm
quente
koud
frio
regenen
chover
hoe is het weer?
como está o tempo?
het is mooi weer
está bom tempo,
o tempo está bom
het is slecht weer
está mau tempo,
o tempo está mau
de zon schijnt
está sol
het regent
está chuva,
está a chover
het is warm
está calor
het is koud
está frio
het gaat wel (weer)
está assim assim
doos
a caixa
koffer
a mala
zak, tas
o saco
agenda
a agenda
filmpje
o rolo
foto
a foto, a fotografia
fototoestel
a máquina fotográfica
diskette
a disquete
document
o documento
plakband
a fita-cola
(speel)plaat
o disco
cd
o cd
papier
o papel
ballpoint
a esferográfica
bril
os óculos
sigaret
o cigarro
lucifer
o fósforo
dit
isto
dat (dichtbij)
isso
dat (ver weg)
aquilo
ik heb dit nodig
preciso disto
isto + de
disto
isso + de
disso
em + aquilo
naquilo
não gosto nada disso
ik vind dat helemaal niet leuk
kun je kijken wat daarin zit?
podes ver o que há naquilo?
eerder, daarvoor
antes
later, daarna
depois
vóór
antes de
depois de
binnen
dentro
buiten
fora (de)
binnen in
dentro de
het dorp ligt ver weg
a aldeia fica longe
het dorp ligt ver weg van de stad
a aldeia fica longe da cidade
we wonen dichtbij
moramos perto
we wonen dichtbij de haven
moramos perto do porto
ze zijn eerder vertrokken
eles partiram antes
ze zijn vóór Kerstmis vertrokken
eles partiram antes do Natal
wij gaan later
nós vamos depois
wij gaan na het feest
nós vamos depois da festa
we zijn al binnen
já estamos dentro
we zijn al in de trein
já estamos dentro do comboio
we zijn nog buiten
ainda estamos fora
we zijn nog buiten de bus
ainda estamos fora do autocarro
eerder, eerst
primeiro
later
mais tarde
hier binnen
aqui dentro
daar buiten
lá fora
hier buiten
aqui fora
daar binnen
lá dentro
iets (zeker van bestaan)
uma coisa
iets (onzeker van bestaan
alguma coisa
iets (het één of ander)
qualquer coisa
ik heb iets voor je
tenho uma coisa para ti
is er iets voor mij?
há alguma coisa para mim
we gaan iets eten (wat dan ook)
vamos comer qualquer coisa
welke
qual
quais (mv.)
welke deur is het?
qual é a porta?
welke dozen zijn van jou?
quais são as tuas caixas?
wat is de afstand?
qual á a distância?
wat zijn de voorwaarden?
quais são as condições?
wat is het probleem?
qual é o problema?
wat is de prijs?
qual é o preço?
hoe warm is het?
qual é a temperatura?
hoe oud bent u?
qual é a sua idade?
waarom ga je niet?
poque não vais?
omdat ik het niet wil
porque não quero
wat
o que
waarom?
porquê?
waarom ga je niet?
não vais porquê?
ik weet wel waarom
eu sei porquê
lezen
ler
zien, (soms kijken, zoals tv kijken)
ver
ik lees
jij leest
hij leest
wij lezen
zij lezen
eu leio
tu lês
ele lê
nós lemos
eles lêem
ik zie
jij ziet
hij ziet
wij zien
zij zien
eu vejo
tu vês
ele vê
nós vemos
eles vêem
ik heb gelezen
jij hebt gelezen
hij heeft gelezen
wij hebben gelezen
zij hebben gelezen
eu li
tu leste
ele leu
nós lemois
eles leram
kunnen (erin slagen)
conseguir
ik kan
eu consigo
het lukt me niet
não consigo
kun je het verstaan
consegues perceber?
ze heeft het raam open gekregen
ela conseguiu abrir a janela
openen, open maken
abrir
ik heb geopend
jij hebt geopend
hij heeft geopend
wij hebben geopend
zij hebben geopend
eu abri
tu abriste
ele abriu
nós abrimos
eles abriram
geven
dar
willen
querer
ik heb gegeven
jij hebt gegeven
hij heeft gegeven
wij hebben gegeven
zij hebben gegeven
eu dei
tu deste
ele deu
nós demos
eles deram
ik heb gewild
jij hebt gewild
hij heeft gewild
wij hebben gewild
zij hebben gewild
eu quis
tu quiseste
ele quis
nós quisemos
eles quiseram
er zijn
haver
er is geweest/er zijn geweest
houve
ik denk erover te schrijven
penso escrever
ik zal waarschijnlijk schrijven
devo escrever
ik moet per sé schrijven
tenho que (of de) escrever
ik hoop/verwacht te schrijven
espero escrever
ik probeer te schrijven
tento escrever
het lukt me te schrijven
consigo escrever