• Shuffle
    Toggle On
    Toggle Off
  • Alphabetize
    Toggle On
    Toggle Off
  • Front First
    Toggle On
    Toggle Off
  • Both Sides
    Toggle On
    Toggle Off
  • Read
    Toggle On
    Toggle Off
Reading...
Front

Card Range To Study

through

image

Play button

image

Play button

image

Progress

1/52

Click to flip

Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;

Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;

H to show hint;

A reads text to speech;

52 Cards in this Set

  • Front
  • Back

Ophalen uit het korte termijn geheugen



Stenberg testte dit dmv de digit recall test, 6 cijfers.



Een positieve set = de set aan cijfers die werd getoond.


De negatieve set = de cijfers die niet getoond werden.



Vraag is of items opgehaald worden dmv

seriële processen of de parallelle processen, of uitputtende of zelfafsluitende processen?



Parallel versus seriële verwerking
Parallelle verwerking = verwijst naar het gelijktijdig uitvoeren van verschillende handelingen.



Dit betekent dat alle items in 1 keer worden opgehaald uit het ktg, niet een voor een. De antwoordtijd is dan voor ieder item hetzelfde, ongeacht de grootte van de t aak. Figuur 6.1 afb. a, pag. 229



Seriële verwerking = het uitvoeren van de ene handeling na de andere, dus 1 per keer. Dit betekent dat het ene na het andere item wordt opgehaald uit het ktg. Het duurt dan langer om grotere series te reproduceren dan kleinere. Figuur 6.1 afb. b, pag. 229.



Uitputtende versus zelfafsluitende verwerking
Beide zijn seriële processen.


Uitputtende verwerking = het altijd checken van de test met het geheel van de set, zelfs als er gedurende de test overeenkomsten zijn gevonden. Ook dit leidt tot eenzelfde responsetijd voor alle gevonden resultaten, ongeacht de positie van het item waarmee wordt vergeleken. Figuur 1, afd. c, pag. 229.



Zelf afsluitende verwerking = ook een vorm van serieel proces. Hierbij worden alleen de testitems verlegen met de items die nodig zijn voor een respons. De responsetijd neemt lineair toe, afhankelijk


Parallel versus seriële verwerking
Parallelle verwerking =

verwijst naar het gelijktijdig uitvoeren van verschillende handelingen.



Dit betekent dat alle items in 1 keer worden opgehaald uit het ktg, niet een voor een. De antwoordtijd is dan voor ieder item hetzelfde, ongeacht de grootte van de t aak. Figuur 6.1 afb. a, pag. 229




Seriële verwerking =

het uitvoeren van de ene handeling na de andere, dus 1 per keer. Dit betekent dat het ene na het andere item wordt opgehaald uit het ktg. Het duurt dan langer om grotere series te reproduceren dan kleinere. Figuur 6.1 afb. b, pag. 229.



Uitputtende versus zelfafsluitende verwerking



Beide zijn seriële processen.



Uitputtende verwerking =

het altijd checken van de test met het geheel van de set, zelfs als er gedurende de test overeenkomsten zijn gevonden. Ook dit leidt tot eenzelfde responsetijd voor alle gevonden resultaten, ongeacht de positie van het item waarmee wordt vergeleken. Figuur 1, afd. c, pag. 229.



Zelf afsluitende verwerking = ook een vorm van serieel proces. Hierbij worden alleen de testitems verlegen met de items die nodig zijn voor een respons. De responsetijd neemt lineair toe, afhankelijk


Zelf afsluitende verwerking =

ook een vorm van serieel proces.



Hierbij worden alleen de testitems verlegen met de items die nodig zijn voor een respons. De responsetijd neemt lineair toe, afhankelijk Zelf afsluitende verwerking = ook een vorm van serieel proces. Hierbij worden alleen de testitems verlegen met de items die nodig zijn voor een respons.



De responsetijd neemt lineair toe, afhankelijk van de positie van het test item in de positieve set. Hoe later de seriële positie, hoe langer de responsetijd. Fig. 6.1, afb. d, pag. 229.


De winnaar, een serieel uitputtend model, met een aanpassing.



Het resultaat van de test zijn vergelijkbaar met afb. b en c uit figuur 6.1. Responstijden nemen lineair toe met setgrootte, maar zij zijn hetzelfde ongeachte de seriële positie van een item. De response tijd voor positieve en negatieve items is ongeveer hetzelfde, 38 sec. in de test van Stenberg.



Wiskundig is het onmogelijk


parallelle en seriële modellen te onderscheiden.



Er is altijd een parallel model dat een serieel model nabootst in zijn voorspelling en vice versa. Deze modellen bestaan, maar zijn niet allebei even plausibel.

Om het geheugen goed te begrijpen dienen we de relatie tussen de gepresenteerde informatie en andere informatie die toegankelijk is voor het individu binnen de context en als een resultaat van een eerdere ervaring te begrijpen.



Ophalen vanuit het lange termijn geheugen.


Het is lastig opslag te onderscheiden van ophalen.



Een recall test kan op twee manieren gebeuren



1. F
2. C


1. Free call conditie= respondenten werd gevraagd zoveel mogelijk items uit het de set te herinneren.



2. Cued recall conditie = respondenten werd gevraagd items op te halen categorie voor categorie.



De cued recall conditie levert betere resultaten dan de free call conditie. De vergelijking tussen deze twee condities toont aan dat geheugen problemen eerder een resultaat is van ophaal fouten dan uit opslag fouten.


1. Free call conditie=

respondenten werd gevraagd zoveel mogelijk items uit het de set te herinneren.



2. Cued recall conditie = respondenten werd gevraagd items op te halen categorie voor categorie.



De cued recall conditie levert betere resultaten dan de free call conditie. De vergelijking tussen deze twee condities toont aan dat geheugen problemen eerder een resultaat is van ophaal fouten dan uit opslag fouten.


2. Cued recall conditie =

respondenten werd gevraagd items op te halen categorie voor categorie.



De cued recall conditie levert betere resultaten dan de free call conditie. De vergelijking tussen deze twee condities toont aan dat geheugen problemen eerder een resultaat is van ophaal fouten dan uit opslag fouten.

Categoriseren heeft duidelijke invloed op het ophalen van informatie uit het geheugen.



Informatie die hiërarchisch wordt gepresenteerd wordt

beter herinnerd dan informatie die random wordt gepresenteerd.



Sommige waarschijnlijkheidsmodellen hebben geprobeerd opslag van ophalen te onderscheiden. Dit gebaseerd op de antwoorden van respondenten op bepaalde vragen. Dit zijn complexe modellen die honderden tests nodig hebben voordat ze accuraat voorspellen. Dit maakt dergelijke modellen lastig toe te passen buiten het laboratorium.



Sommige waarschijnlijkheidsmodellen hebben geprobeerd opslag van ophalen te onderscheiden. Dit gebaseerd op de antwoorden van respondenten op bepaalde vragen.



Dit zijn complexe modellen die honderden tests nodig hebben voordat ze accuraat voorspellen. Dit maakt dergelijke modellen lastig toe te passen buiten het laboratorium.



Een dergelijke test is uitgevoerd door Chenile, die dmv van een drie woord test onderscheid aantoonde tussen

opslag en ophalen door het veranderen van de tijd die respondenten kregen om informatie op te halen.



Wanneer er weinig tijd is voor recall, dan worden minder items herinnerd.

Een ander probleem dat voorkomt bij het bestuderen van het geheugen is waarom we moeilijkheden hebben bepaalde informatie op te halen uit het geheugen.



Cognitieve psychologen hebben moeite met het onderscheiden van:



1. A
2. A


1. Availability = beschikbaarheid = de aanwezigheid van informatie in het ltg.
2. Accessibility = toegankelijkheid = de mate waarin we toegang kunnen verkrijgen tot de beschikbare informatie. Geheugenprestaties zijn afhankelijk van de toegankelijkheid van de informatie die opgehaald moet worden.


Onderzoekers zouden meer mogelijkheden willen om de beschikbaarheid van informatie te kunnen onderzoeken, zij moeten zich neerleggen bij onderzoek naar de toegankelijkheid van de informatie uit ons geheugen.

Het proces van vergeten en geheugenvervorming.



De twee belangrijkste theorieën zijn:


1. I
2. V


1. Interferentie = vindt plaats wanneer concurrerende informatie ervoor zorgt dat iets wordt vergeten;



2. Verval = het passeren van tijd zorgt ervoor dat we dingen vergeten.



Interferentie versus verval



Interferentie verwijst naar …..

het feit dat de recall van sommige woorden interfereert met de recall van andere woorden.



Bewijs voor interferentie gaat vele jaren terug.

Brown-Peterson taak =


In een studie dienden respondenten trigrams = serie van drie letters, na een interval op te halen. Dit bleek lastig te zijn omdat de respondenten een interferentietaak, terugtellen, kregen gedurende de wachtperiode.



Dit omdat men wilde voorkomen dat de trigrams geoefend en herhaald konden worden. De triagrams zijn binnen 18 seconden vergeten.



De wachtperiode noemt men retention interval = de tijd tussen de presentatie van het laatste item en de start van de recall fase van het experimenteel onderzoek.



Dit onderzoek toonde aan dat verbale informatie interfereert met numerieke informatie en vice versa. Tot deze tijd werd gedacht dat numerieke informatie slechts door numerieke informatie kon worden verstoord en verbale informatie door verbale interferentie.


De wachtperiode noemt men

retention interval = de tijd tussen de presentatie van het laatste item en de start van de recall fase van het experimenteel onderzoek.



Dit onderzoek toonde aan dat verbale informatie interfereert met numerieke informatie en vice versa. Tot deze tijd werd gedacht dat numerieke informatie slechts door numerieke informatie kon worden verstoord en verbale informatie door verbale interferentie.

Soorten interferentie. We onderscheiden:



1. R
2. P


1. Retroactieve interferentie = retroactief inhibitie = wordt veroorzaakt door activiteit die voorkomt nadat we iets geleerd hebben en voordat we worden gevraagd deze informatie op te halen.



2. Proactieve interferentie = proactieve inhibitie = komt voor wanneer het interferentiemateriaal gepresenteerd wordt voor het materiaal dat geleerd dient te worden.


1. Retroactieve interferentie =

retroactief inhibitie = wordt veroorzaakt door activiteit die voorkomt nadat we iets geleerd hebben en voordat we worden gevraagd deze informatie op te halen.



2. Proactieve interferentie = proactieve inhibitie = komt voor wanneer het interferentiemateriaal gepresenteerd wordt voor het materiaal dat geleerd dient te worden.


2. Proactieve interferentie =

proactieve inhibitie = komt voor wanneer het interferentiemateriaal gepresenteerd wordt voor het materiaal dat geleerd dient te worden.

Beiden soorten interferentie spelen een rol in ktg.



Bestudering van recall leert dat

al bestaande kennis en verwachtingen hebben een substantieel effect op recall.



In een geheugentaak gebruiken mensen als bestaande kennis en structuren van kennis, dit oefent invloed uit of de wijze waarop wij recall wat we leren. Later werk met de Brown-peterson paradigma bevestigt dat eerdere kennis een enorm effect heeft op geheugen.



Dit kan soms leiden tot interferentie of verstoring.

Een andere methode om de oorzaak van vergeten vast te stellen is de serial-position curve.



De serial position curve =

de mogelijkheid van het herinneren van een bepaald woord, afhankelijk van zijn seriele positie (volgorde) in een lijst. Mensen herinneren de eerste en laatste woorden van een lijst beter dan de woorden in het midden.



Hierbij treedt op:



1. Primacy effect = verwijst naar het beter herinneren van woorden aan het begin van de lijst.


2. Recency effect = verwijst naar het beter herinneren van woorden aan het einde van de lijst

Mensen herinneren de eerste en laatste woorden van een lijst beter dan de woorden in het midden.



Hierbij treedt op:



1. P


2. R


1. Primacy effect = verwijst naar het beter herinneren van woorden aan het begin van de lijst.


2. Recency effect = verwijst naar het beter herinneren van woorden aan het einde van de lijst

Beiden oefenen invloed uit op recall.



Dit ondersteunt ook de interferentietheorie. Woorden aan het einde van de lijst zijn onder invloed van proactieve interferentie en niet retroactieve interferentie.



Woorden aan het begin van de lijst zijn onder invloed van retroactieve interferentie en niet proactieve interferentie.



Proactieve interferentie neemt toe wanneer….

de tijd tussen de presentatie van items en het herinneren van items langer wordt. Proactieve interferentie neemt toe als de hoeveelheid van leren toeneemt.



Proactieve interferentie wordt geassocieerd met activering van de frontale cortex, meer specifiek de brodman area 45 in de linker hemisfeer.

Proactieve interferentie komt minder voor bij korsakoff patiënten dan bij niet alcoholische mensen.



Dit suggereert dat de alcoholisten

meer moeite hebben met het verbinden van niet aan elkaar gerelateerde items in een lijst.



Dit houdt in dat brodmann area 45 is betrokken bij het verbinden van items tot een betekenisvolle groep. Wanneer meer informatie wordt verzameld, kan de poging om informatie met elkaar te verbinden het onthouden van nieuwe informatie verhinderen.

Niet alle informatie levert een evenredige bijdrage aam proactieve interferentie. Als je een lijst met nummers aan het leren bent, wordt je leerprestatie minder wanneer de lijst toeneemt.



Als de lijst echter overgaat in woorden, dan


verbetert je prestatie.



Deze toename in prestatie staat bekend als bevrijding van proactieve interferentie. De effecten van proactieve interferentie zijn dominant wanneer recall wordt uitgesteld.



Proactieve interferentie en retroactieve interferentie worden bestudeerd als complementaire fenomenen.

Vervaltheorie.



De vervaltheorie verklaart

dat informatie wordt vergeten door de graduele verdwijning, en niet verplaatsing, van het geheugenspoor.



De vervaltheorie bekijkt de originele informatie die gradueel verdwijnt behalve als er iets wordt gedaan om dat informatie te behouden. Deze zienswijze contrasteert met de interferentietheorie, waarin een of meerdere items recall blokt.



De vervaltheorie is zeer lastig om te testen omdat:



1. O
2. A


1. Onder normale omstandigheden is het lastig respondenten niet te laten oefenen;
2. Als je het oefenen probeert te verhinderen, krijg je te maken met interferentie.



Testen van de vervaltheorie kan door tussen het verwerven en testen van de informatie een taak te geven die oefenen voorkomt en niet interfereert. Denk hierbij aan een het detecteren van geluid.

De constructieve natuur van geheugen



Geheugen ophalen is niet alleen reconstructief, maar ook constructief = opbouwend.



Reconstructief uit zich in

verschillende strategieën voor het ophalen van informatie door originele geheugensporen van onze ervaringen en hierin worden ophaalmogelijkheden in opgenomen.



Geheugen is opbouwend = eerdere ervaringen zijn van invloed op hoe we dingen herinneren en op wat we herinneren.



Bransford & johnson onderzochten dit door mensen een verhaal te laten lezen dat kon gaan over een ruimtetrip of het bekijken van een vredesmars.



Respondenten herinneren passages omdat ze dachten dat het verhaal of een bepaalde gebeurtenis ging. Bower, Karlin & Dueck onderzochten dit domein door mensen droodles = voor meerder uitleg vatbaar, betekenisloze plaatjes, te tonen. De groep die mogelijke interpretaties kreeg van de droodles, reproduceerden meer resultaat bij de droodles dan de controlegroep.


Geheugen is opbouwend = eerdere ervaringen zijn van invloed op hoe we dingen herinneren en op wat we herinneren.



Bransford & johnson onderzochten dit door mensen een verhaal te laten lezen dat kon gaan over een ruimtetrip of het bekijken van een vredesmars.



Respondenten herinneren passages omdat ze dachten dat

het verhaal over een bepaalde gebeurtenis ging.



Bower, Karlin & Dueck onderzochten dit domein door mensen droodles = voor meerder uitleg vatbaar, betekenisloze plaatjes, te tonen. De groep die mogelijke interpretaties kreeg van de droodles, reproduceerden meer resultaat bij de droodles dan de controlegroep.

Autobiografisch geheugen



Refereert aan geheugen van de geschiedenis van een individu. Dit geheugen is opbouwend. Iemand herinnert niet precies wat er is gebeurd, men herinnert zijn eigen constructie of reconstructie van wat er is gebeurd.



Autobiografisch geheugen bij mensen is over het algemeen vrij goed. Middelbaren herinneren zich vaak events uit hun puberperiode en jongvolwassene periode beter dan net gebeurde events.



Dagboekstudies zijn een manier om


autobiografisch geheugen te onderzoeken. Een onderzoekster, linton pastte deze periode op zichzelf toe en zag dat haar herinneringscurve lineair was, terwijl deze meestal curvilinear is.



Recent werk heeft de belangrijkheid van zelfvertrouwen in het vormen en ophalen van autobiografisch geheugen aangetoond.



Mensen met een positief zelfvertrouwen herinneren meer positieve events, mensen met negatief zelfvertrouwen herinneren meer negatieve events.

Recent werk heeft de belangrijkheid van zelfvertrouwen in het vormen en ophalen van autobiografisch geheugen aangetoond.



Mensen met een positief zelfvertrouwen herinneren

meer positieve events, mensen met negatief zelfvertrouwen herinneren meer negatieve events.

Geheugen vervormingen



Mensen hebben de neiging herinneringen te vervormen. Bijv. Zeggen dat er iets is gebeurd maakt dat je eerder denkt dat het ook werkelijk is gebeurd.



Schacter onderscheidt zeven zonden van het geheugen:



1. T
2. A
3. B



4. M
5. S
6. B
7. P


1. Transience = overgaand, vergankelijkheid. Bijv. de meeste mensen weten dat OJ Simpson is veroordeeld voor de moord op zijn vrouw, maar weten niet meer hoe zij te weten zijn gekomen dat hij is veroordeeld.
2. Absent –mindedness = afwezigheid. Twee keer je tanden poetsen omdat je niet meer weet dat je het al gedaan hebt of een kamer binnen lopen om erachter te komen wat je bent vergeten.
3. Blocking = blokkeren. Als informatie op het puntje van je tong ligt maar deze niet kunt reproduceren.
4. Misattribution = verkeerd toeschrijven. Bijv. je niet kunnen herinneren wanneer je iets hebt gehoord.
5. Suggestief. Mensen staan onder invloed van beïnvloeding, als wordt gesuggereerd dat zij iets hebben gezien, denken ze ook echt dit gezien te hebben.
6. Bias = in herinnering. Bijv. als iemand nu pijn heeft, herinnert hij zich pijn uit het verleden beter dan de mensen die geen pijn hebben, of deze pijn nu eerder is voorgekomen of niet.
7. Persistence = blijven bestaan. Mensen herinneren zich eerder dingen die inconsistent zijn dan consistent. Als je veel successen en weinig fouten kent, dan herinner je je fouten mogelijk beter dan je successen.

Er zijn twee specifieke manieren om geheugen vervormingen te bestuderen:



1. O


2. O


1. Ooggetuigenverklaring paradigma.


2. Onderdrukte herinneringen

1. Ooggetuigenverklaring paradigma.



Sterk bewijs voor de constructieve aard van het geheugen komt uit het onderzoek naar de validiteit naar van de ooggetuigenverklaring.



Deze experimenten tonen aan dat

mensen erg ontvankelijk zijn voor vervormingen in eigen waarnemingen. Het onderzoek toont aan dat we geleid kunnen worden om een andere herinnering te construeren die afwijkt van wat werkelijk is gebeurd. In het algemeen zijn we vatbaar om ons voor te stellen dat we dingen hebben gezien die niet zijn gebeurd.



Dit alles kan leiden tot problemen in de veroordeling van mensen voor misdrijven op basis van ooggetuigenverklaringen. Zeker als de getuige zeker is van zijn verklaring. Ongeveer 10.000 mensen worden verkeerd veroordeeld op basis van verkeerde ooggetuigenverklaringen.

Een line-up kan ook leiden tot foute conclusies.



Men gaat ervan uit dat


de schuldige er altijd bij zit, terwijl dit niet zo hoeft te zijn. Men voelt zich verantwoordelijk iemand aan te wijzen. Ook de indruk van anderen kan de line-up beïnvloeden. Omdat de gezichtscodering bij andere rassen anders is, is het identificeren van iemand van een ander ras lastiger.



Ook stress zorgt ervoor dat de accuraatheid van reacall en identificatie afneemt (toename van stress = afname accuratesse).
Niet iedereen is sceptisch over de ooggetuigenverklaring. Het is echter nog onduidelijk of de informatie van de echte gebeurtenis is vervangen door of wedijvert met misleidende informatie. Psychologen zouden meer over de omstandigheden moeten weten.


Ook stress zorgt ervoor dat de accuraatheid van reacall en identificatie afneemt (toename van stress = afname accuratesse).



Niet iedereen is sceptisch

over de ooggetuigenverklaring. Het is echter nog onduidelijk of de informatie van de echte gebeurtenis is vervangen door of wedijvert met misleidende informatie. Psychologen zouden meer over de omstandigheden moeten weten.

Kinderen als ooggetuige zijn nog vatbaarder, zeker in een rechtbank.



Met betrekking tot kinderen zijn er enkele feiten:



1. h
2. a
3. k


1. hoe jonger hoe minder betrouwbaar de getuigenis
2. als een ondervrager een bepaald antwoord wil, dan zal een kind dat sneller geven. Als er vragen worden gesteld met ja/nee antwoord en er is geen mogelijkheid ‘weet niet”, zal het kind altijd een antwoord geven en niet aangeven dat hij het niet weet. Dit wordt wel gekozen als die categorie er is: kinderen willen eigenlijk ook niet speculeren.
3. kinderen geloven een gebeurtenis te herinneren waarvan anderen zeggen dat ze die gezien hebben.



Er zijn mogelijkheden om de kwaliteit van ooggetuigenverklaringen te verbeteren. Bijvoorbeeld het verhinderen van suggestieve interviews, deze kunnen bias in geheugen veroorzaken, vooral als het vlak na de gebeurtenis is en het adviseren van een jury dat een zekere ooggetuige niet altijd de waarheid hoeft te vertellen. Toch hebben veel aanklagers liever dat een zware crimineel door dit soort verklaringen vast komt te zitten dan dat hij/zij weer vrij komt en meer misdaden pleegt.


Er zijn mogelijkheden om de kwaliteit van ooggetuigenverklaringen te verbeteren.



Bijvoorbeeld

het verhinderen van suggestieve interviews, deze kunnen bias in geheugen veroorzaken, vooral als het vlak na de gebeurtenis is en het adviseren van een jury dat een zekere ooggetuige niet altijd de waarheid hoeft te vertellen.



Toch hebben veel aanklagers liever dat een zware crimineel door dit soort verklaringen vast komt te zitten dan dat hij/zij weer vrij komt en meer misdaden pleegt.

2. Onderdrukte herinneringen



Dit zijn herinneringen die naar het onbewuste zijn verdrongen omdat zij zoveel leed veroorzaken bij een persoon. Psychologen twijfelen aan het bestaan van deze herinneringen. Reden hiervoor is:



1. Het is gemakkelijk
2. Het aantonen



1. Het is gemakkelijk valse herinneringen bij mensen te plaatsen, zelfs door gewone, niet emotionele stimuli.
2. Het aantonen dat valse herinneringen zijn geplaatst is moeilijk aan te tonen.




De effecten van onderdrukte herinneringen in een laboratoriumsetting wordt aangetoond door het Roediger-McDermott paradigma = het niet genoemde woord wordt even goed herinnerd als het wel genoemd woord, zelfs als er maar drie woorden worden getoond.



Een andere mogelijkheid is de source-monitor error = de bron monitor fout =moeite hebben met het bepalen waar de originele herinnering vandaan komt. Bijv. Een herinnering wordt van de ene naar de andere bron overgebracht. Dit kan ervoor zorgen dat men denkt iets gehoord te hebben terwijl dat niet zo is.



Spreading activation = gespreide activering = iedere keer dat een item wordt bestudeerd, wordt gedacht aan gerelateerde items (denk aan spinnenweb). Bijv. Als je denkt aan slaap worden ook tukje en dutje geactiveerd. Deze theorie wordt niet universeel geaccepteerd.



De effecten van onderdrukte herinneringen in een laboratoriumsetting wordt aangetoond door het Roediger-McDermott paradigma =

het niet genoemde woord wordt even goed herinnerd als het wel genoemd woord, zelfs als er maar drie woorden worden getoond.



Een andere mogelijkheid is de source-monitor error = de bron monitor fout =moeite hebben met het bepalen waar de originele herinnering vandaan komt. Bijv. Een herinnering wordt van de ene naar de andere bron overgebracht. Dit kan ervoor zorgen dat men denkt iets gehoord te hebben terwijl dat niet zo is.



Spreading activation = gespreide activering = iedere keer dat een item wordt bestudeerd, wordt gedacht aan gerelateerde items (denk aan spinnenweb). Bijv. Als je denkt aan slaap worden ook tukje en dutje geactiveerd. Deze theorie wordt niet universeel geaccepteerd.


Een andere mogelijkheid is de source-monitor error = de bron monitor fout =

moeite hebben met het bepalen waar de originele herinnering vandaan komt. Bijv. Een herinnering wordt van de ene naar de andere bron overgebracht. Dit kan ervoor zorgen dat men denkt iets gehoord te hebben terwijl dat niet zo is.



Spreading activation = gespreide activering = iedere keer dat een item wordt bestudeerd, wordt gedacht aan gerelateerde items (denk aan spinnenweb). Bijv. Als je denkt aan slaap worden ook tukje en dutje geactiveerd. Deze theorie wordt niet universeel geaccepteerd.


Spreading activation = gespreide activering =

iedere keer dat een item wordt bestudeerd, wordt gedacht aan gerelateerde items (denk aan spinnenweb). Bijv. Als je denkt aan slaap worden ook tukje en dutje geactiveerd. Deze theorie wordt niet universeel geaccepteerd.

Omgevingseffecten bij het coderen en ophalen van geheugen.



Onze cognitieve context is van invloed op het constructief geheugen. Bestaande schema’s verzorgen


een cognitieve context voor coderen, opslaan en ophalen van nieuwe informatie.



Experts hebben uitgebreidere schema’s dan onervaren mensen in hun vakgebied. De schema’s maken integratie en organisatie van informatie gemakkelijk en visualiseren aspecten van verbale informatie.



Expertise vergroot ons zelfvertrouwen in onze herinneringen. Dit zelfvertrouwen wordt ook vergroot door de gedetailleerde herinneringen die wij hebben. Vaak relateren we de mate van detail aan de accuraatheid van onze herinnering, hoe meer detail, hoe meer accuraat.



De hippocampus wordt gestimuleerd wanneer we de context van een lerende ervaring herinneren. De amygdala wordt geactiveerd als herinneringen emotionele aspecten bevat. Deze activering leidt tot het vergroten van het expliciet geheugen.


De hippocampus wordt gestimuleerd wanneer we

de context van een lerende ervaring herinneren. De amygdala wordt geactiveerd als herinneringen emotionele aspecten bevat. Deze activering leidt tot het vergroten van het expliciet geheugen.

De amygdala wordt geactiveerd als

herinneringen emotionele aspecten bevat. Deze activering leidt tot het vergroten van het expliciet geheugen.

Vaak bestudeerd is het Flashbulb geheugen = een herinnering van een event die zo krachtig is dat de persoon het event herinnert alsof het een film is. Emotionele intensiteit kan accurate herinnering vergroten.



Volgens Conway ontstaat een flashbulb herinnering als een herinnering:



1. P
2. V
3. g


1. Persoonlijk relevant is;
2. Verrassend is;
3. groot emotioneel effect heeft.

De emotionele lading zorgt volgens een aantal onderzoekers voor het meer beeldend kunnen herinneren van een event, anderen schrijven dit toe aan het herhalingseffect.



Naast emotie, hebben ons humeur en ons bewustzijn invloed op geheugen, zij verzorgen een


context voor het coderen die weer van invloed is op het ophalen van herinneringen van semantische herinneringen.



Bijv. Als we onder de invloed van alcohol iets coderen en opslaan, herinneren we ons dit beter als we onder invloed van alcohol zijn.



Voor het humeur geldt dat depressieve personen eerder negatieve herinneringen vormen en ophalen, waardoor een vicieuze cirkel ontstaat. Deze kan worden doorbroken door het denken aan leuke dingen. Depressieve mensen kunnen moeite hebben met het vormen en ophalen van herinneringen.


Voor het humeur geldt dat depressieve personen eerder

negatieve herinneringen vormen en ophalen, waardoor een vicieuze cirkel ontstaat. Deze kan worden doorbroken door het denken aan leuke dingen.



Depressieve mensen kunnen moeite hebben met het vormen en ophalen van herinneringen.

Naast interne factoren zijn ook externe factoren van invloed op ons geheugen.



Zo herinneren we ons dingen beter als

we in dezelfde omgeving zijn als we iets gecodeerd hebben.



Dit is getest met duikers, leren onder water en herinneren onder water.


Ook kinderen laten zien dat omgevingsfactoren van invloed zijn op het vormen van geheugen. Iets wat in een bepaalde context wordt geleerd, wordt later beter tot uitvoer gebracht in dezelfde context.



Als er niet teveel tijd zit tussen verschillende omgevingen, wordt het geleerde in verschillende omgevingen toegepast en uitgeprobeerd.



Coderingspecifiteit =

wat wordt herinnerd hangt af van wat is gecodeerd.



Herkenning gaat beter dan herinnering. Uit onderzoek met gecombineerde woorden (ground-cold etc.) blijkt dat in dit geval de herinnering beter is dan de herkenning. Volgens de coderingspecifiteitstheorie komt dit omdat de stimulus een betere cue tot herinneren is dan het woord zelf.



De link tussen coderen en ophalen verwijst naar het zelf referentie effect = het zelf bedenken van aanwijzingen zorgt ervoor dat je iets beter herinnert dan als een ander dit voor je doet. Cues zijn het beste wanneer zij passend en onderscheidend zijn voor andere woorden (dus niet meerdere beelden oproepen).


Herkenning gaat beter dan

herinnering. Uit onderzoek met gecombineerde woorden (ground-cold etc.) blijkt dat in dit geval de herinnering beter is dan de herkenning.



Volgens de coderingspecifiteitstheorie komt dit omdat de stimulus een betere cue tot herinneren is dan het woord zelf.



De link tussen coderen en ophalen verwijst naar het zelf referentie effect = het zelf bedenken van aanwijzingen zorgt ervoor dat je iets beter herinnert dan als een ander dit voor je doet. Cues zijn het beste wanneer zij passend en onderscheidend zijn voor andere woorden (dus niet meerdere beelden oproepen).


De link tussen coderen en ophalen verwijst naar het zelf referentie effect =

het zelf bedenken van aanwijzingen zorgt ervoor dat je iets beter herinnert dan als een ander dit voor je doet.



Cues zijn het beste wanneer zij passend en onderscheidend zijn voor andere woorden (dus niet meerdere beelden oproepen).