• Shuffle
    Toggle On
    Toggle Off
  • Alphabetize
    Toggle On
    Toggle Off
  • Front First
    Toggle On
    Toggle Off
  • Both Sides
    Toggle On
    Toggle Off
  • Read
    Toggle On
    Toggle Off
Reading...
Front

Card Range To Study

through

image

Play button

image

Play button

image

Progress

1/59

Click to flip

Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;

Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;

H to show hint;

A reads text to speech;

59 Cards in this Set

  • Front
  • Back
action potential: actiepotentiaal
Neurale impulsen; de alles-of-niets elektrische uitbarstingen die aan het ene eind van het axon van een neuron beginnen en via dat axon naar het andere eind gaan.
amygdala: amygdala
Een amandelvormige structuur die deel uitmaakt van het limbisch systeem en die een grote rol speelt bij het bepalen van de emotionele en motivationele betekenis van een stimulus, en bij het genereren van de emotionele reactie van de persoon.
aphasia: afasie
Elk verlies in taalvermogen dat veroorzaakt is door hersenletsel. Zie ook Broca’s afasie
association areas: associatiegebied
Gebieden in de cerebrale cortex die input krijgen van de primaire of secundaire sensorische gebieden voor meerdere sensorische modules (bijv. zicht, gehoor). Deze gebieden zijn betrokken bij het associëren van deze input met aanwezige herinneringen bij het proces van perceptie, gedachten en beslissingen maken.
autonomic proportion of the peripheral motor system: het autonome deel van het perifere motorische system
De verzameling motorische neuronen die invloed hebben op de inwendige spieren en klieren.
axon: axon
Een dunne buisjesachtige uitbreiding van een neuron die gespecialiseerd is in het overbrengen van neurale impulsen (actiepotentialen) naar andere neuronen.
axon terminal: axon eindknop
Het dikkere deel aan het eind van een axon dat chemische stoffen (neurotransmitters) overbrengt naar andere neuronen, spiercellen en kliercellen.
basal ganglia: basale ganglia
De grote hoeveelheden grijze stof in de hersenen die aan één kant van de thalamus liggen. Ze zijn belangrijk voor het beginnen en de coördinatie van doelbewuste bewegingen.
blood-brain barrier: bloed-brein barrière
De dunne, capillaire wand en de gliacellen daaromheen die voorkomen dat chemische stoffen vanuit het bloed de hersenen ingaan.
brainstem: hersenstam
Het primitieve, stengelachtige deel van de hersenen dat een soort verlenging van het ruggenmerg naar het hoofd vormt. Het omvat de medulla, de pons en de middenhersenen.
Broca’s aphasia: Broca’s afasie
Een verlies van taalvermogen, veroorzaakt door schade in het gebied van Broca in de hersenen. Deze afasie wordt gekenmerkt door telegramstijl waarbij de betekenis wel duidelijk is maar kleine woorden en de uiteinden van vormen weggelaten zijn. Het wordt ook wel ‘non-fluent aphasia’ genoemd. Vergelijkvormen weggelaten zijn. Het wordt ook wel ‘non-fluent aphasia’ genoemd. Vergelijk
cell body: cellichaam
Het grootste deel van een cel, dat celkern en andere basisstructuren omvat.
cell membrane: celmembraan
De dunne bedekking van een neuron of andere cel dat de intracellulaire vloeistof van de cel scheidt van extracellulaire vloeistof.
central nervous system: centrale zenuwstelsel
De hersenen en het ruggenmerg.
cerebellum: cerebellum
Het grote, opvallende deel van de hersenen dat vastzit aan het achterste gedeelte van de hersenstam. Het is vooral belangrijk voor de coördinatie van snelle bewegingen.
cerebral cortex: cerebrale cortex
Het deel van de hersenen dat het meest aan de buitenkant ligt, evolutionair gezien het nieuwst is en bij mensen het grootst is. De cerebrale cortex is te verdelen in twee hemisferen (links en rechts) die elk weer te verdelen zijn in vier lobben: de occipitale, temporale, pariëtale en frontale lob.
corpus callosum: corpus callosum
Een grote bundel axonen die de rechter en linker hemisfeer met elkaar verbindt.
cranial nerves: craniale zenuwen
Een zenuw die direct afkomstig is van de hersenen. Zie ook nerves. Vergelijk spinal nerves.
dendrites: dendrieten
De dunne, buisjesachtige verlengingen van neuronen die naast het cellichaam vertakken en informatie ontvangen van andere neuronen.
electroencephalogram (EEG): elektro-encefalogram
De registratie van elektrische activiteit van de hersenen door middel van elektroden die op verschillende plaatsen op het hoofd geplakt worden. Bij slaaponderzoek wordt vooral naar de golfpatronen in het EEG gekeken (beta-, alpha-, theta- en delta-golven).
frontal lobe: frontaalkwab, voorhoofdskwab
Het voorste deel van de hersenschors, dat de motorische gebieden omvat en verantwoordelijk is voor het beoordelen van situaties en het maken van plannen.
functional magnetic resonance imaging (fMRI): fMRI
Een methode om hersenactiviteit in kaart te brengen, gebaseerd op het feit dat protonen in moleculen kunnen resoneren en daarmee radiogolven afgeven die een indicatie geven van de hoeveelheid neurale activiteit in elk deel van de hersenen.
hippocampus: hippocampus
Een structuur in het limbisch systeem van de hersenen dat essentieel is voor het encoderen van expliciete herinneringen in het lange termijn geheugen.
hormones: hormonen
Elke chemische stof die door het lichaam in het bloed is afgegeven en fysiologische processen en daarmee gedrag kunnen beïnvloeden.
hypothalamus: hypothalamus
Een kleine hersenstructuur vlak boven de thalamus, verbonden met de hypofyse en het limbisch systeem, die belangrijk is voor het regelen van motivatie, emotie en andere interne fysiologische condities van het lichaam.
inhibitory synapse: inhibitiesynaps
Een synaps waarvan de neurotransmitter de kans dat een actiepotentiaal zal plaatsvinden verkleint of de mate waarin de actiepotentialen plaatsvinden vermindert. Vergelijk excitatory synapse.
interneurons: interneuronen
Een neuron dat zich helemaal in de hersenen of het ruggenmerg bevindt en informatie overbrengt van de ene verzameling neuronen naar de andere.
limbic system: limbisch systeem
Een verzameling hersenstructuren, onder andere de amygdala en de hippocampus bevattend, die een circuit vormen rond de thalamus en de basale ganglia en onder de cerebrale cortex. Deze structuren zijn vooral belangrijk voor het regelen van emotie en motivatie en ze zijn betrokken bij het vormen van lange termijnherinneringen.
long-term potentiation (LTP): lange termijn potentiatie
Het verschijnsel waarbij herhaalde activatie van synapsen deze synapsen sterker (/gevoeliger) maakt.
medulla: medulla
Het laagste deel van de hersenstam, grenzend aan de pons en het ruggenmerg. De medulla is samen met de pons verantwoordelijk voor het organiseren van de reflexen die complexer zijn dan de spinale reflexen.
midbrain: middenhersenen
Het bovenste deel van de hersenstam, grenzend aan de pons en de thalamus. Het bevat de neurale centra die de patronen voor basisbewegingen bevatten.
motor neurons: motorische neuronen
Een neuron dat, via een zenuw, boodschappen van de hersenen of het ruggenmerg naar een spier of klier zendt.
myelin sheath: myelineschede
Een soort koker van cellen dat om axonen van sommige neuronen zit.
nerve: zenuw
Een lange bundel axonen van meerdere neuronen. In het perifere zenuwstelsel verbinden zenuwen het centrale zenuwstelsel met spieren, klieren en sensorische organen.
neurohormones: neurohormonen
Een chemische stof die, gelijk neurotransmitters, door axonen wordt afgegeven. Het wordt neurohomoon genoemd, omdat het afgegeven wordt in bloedvaten in plaats van in andere neuronen, zoals bij neurotransmitters het geval is.
neuromodulators: neuromodulatoren
Neurotransmitters die cellen op een langdurende manier veranderen.
neurons: neuronen
Cellen in het zenuwstelsel die informatie snel van de ene plek naar de andere brengen. Ook wel ‘zenuwcellen’ genoemd.
neurotransmitter: neurotransmitter
Een chemische stof die door een axon eindknop wordt afgegeven en de activiteit van een andere neuron, een spiercel of een kliercel verandert. Ook ‘transmitter’ genoemd.
nucleus: kern
Een cluster van cellichamen binnen het centrale zenuwstelsel. Niet te verwarren met een celkern in de cel.
occipital lobe: occipitale lob
De achterste lob van de cerebrale cortex, grenzend aan de temporale en de pariëtale lob. Het omvat het visuele gebied van de hersenen.
parasympathetic division of the autonomic motor system: parasympathische verdeling van het autonome motorisch systeem
De verzameling motorische neuronen die invloed hebben op de viscerale spieren en klieren en te maken hebben met de groei promotende, energie besparende, regeneratieve functies van het lichaam. Zie sympathetic division of the autonomic motor system.
parietal lobe: pariëtale lob
De lob in de cerebrale cortex die voor de occipitale, boven de temporale en achter de frontale lob ligt. Het omvat het somatosensorisch gebied van de hersenen.
peripheral nervous system: perifeer zenuwstelsel
De volledige verzameling spinale zenuwen die het centrale zenuwstelsel verbinden met de sensorische organen, spieren en klieren.
pons: pons
Het deel van de hersenstam dat begrensd wordt door de medulla en de middenhersenen. De pons is samen met de medulla verantwoordelijk voor het organiseren van de reflexen die complexer zijn dan de spinale reflexen.
positron emission tomography (PET): PET
Een methode om de hersenen in kaart te brengen, gebaseerd op de opname van een radioactieve vorm van zuurstof in actieve gebieden in de hersenen.
premotor area: premotorisch gebied
Een gebied in het achterste gedeelte van de frontale lob dat betrokken is bij de controle van bewegingen, met in het bijzonder fijn gecoördineerde bewegingen van de kleine spieren, zoals de vingers.
primary sensory areas: primaire sensorische gebieden
Gespecialiseerde gebieden in de cerebrale cortex die input ontvangen van sensorische zenuwen. Ze omvatten het visuele gebied (occipitale lob), het auditief gebied (temporale lob) en het somatosensorisch gebied (pariëtale lob).
resting potential: rustpotentiaal
De constante elektrische geladenheid die bestaat in het membraan van een inactieve neuron.
sensory neurons: sensorische neuronen
Een neuron dat, via een zenuw, informatie verstuurt van een sensorisch orgaan naar de hersenen of het ruggenmerg.
skeletal portion of the peripheral motor system: het skeletachtige deel van het perifere motorisch systeem
De verzameling perifere motorische neuronen die invloed hebben op skeletachtige spieren.
somatosensation: somatosensatie
De verzameling sensaties die afkomstig zijn van het hele lichaam, zoals de huid, de spieren en de pezen, in tegenstelling tot de sensaties die afkomstig zijn van de speciale sensorische organen van het hoofd.
spinal nerves: spinale zenuwen
Een zenuw die direct afkomstig is van het ruggenmerg. Zie ook nerve. Vergelijk cranial nerve.
sympathetic division of the autonomic motor system: sympathische verdeling van het autonome motorische systeem
De verzameling motorische neuronen die invloed hebben op de viscerale spieren en klieren en te maken hebben met de responsen van het lichaam op stressvolle stimulatie, het lichaam voorbereidend op mogelijke ‘fight or flight’. Vergelijk parasympathetic division of the autonomic motor system.
synapse: synaps
De functionele connectie waardoor neurale activiteit in het axon van een neuron de actie van een andere neuron, een spiercel of een kliercel beïnvloedt.
temporal lobe: temporale lob
De lob in de cerebrale cortex die voor de occipitale en onder de pariëtale en frontale lob ligt en het auditieve gebied van de hersenen bevat.
thalamus: thalamus
De hersenstructuur bovenop de hersenstam. Het functioneert als een verzamelplek voor sensorische activiteit door inkomende sensorische ‘tracts’ te verbinden met speciale sensorische gebieden van de cerebrale cortex.
tract: ‘tract’
Een bundel neurale axonen die samen naar het centrale zenuwstelsel lopen. In het perifere zenuwstelsel wordt zo’n bundel ‘zenuw’ genoemd.
transcranial magnetic stimulation (TMS): TMS
Een procedure waarbij de responsiviteit van een bepaald gebied in de cerebrale cortex tijdelijk wordt veranderd (uitgeschakeld) door op die plek een magnetisch veld te creëren.
Wernicke’s aphasia: Wernickes afasie
Een verlies in taalvermogen dat veroorzaakt is door schade aan het gebied van Wernicke dat zich in de hersenen bevindt. De spraak van iemand met deze stoornis heeft nog een goede grammaticale structuur, maar heeft geen betekenis meer, omdat de spreker geen betekenisvolle woorden meer gebruikt. Ook wel ‘fluent aphasia’ genoemd. Vergelijk Broca’s aphasia.