• Shuffle
    Toggle On
    Toggle Off
  • Alphabetize
    Toggle On
    Toggle Off
  • Front First
    Toggle On
    Toggle Off
  • Both Sides
    Toggle On
    Toggle Off
  • Read
    Toggle On
    Toggle Off
Reading...
Front

Card Range To Study

through

image

Play button

image

Play button

image

Progress

1/75

Click to flip

Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;

Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;

H to show hint;

A reads text to speech;

75 Cards in this Set

  • Front
  • Back

Volgens het Verstrekkingenbesluit van de Nederlandse Ziekenfondswet omvat revalidatie



o


b


a

het onderzoek,


de behandeling en


de advisering



van specialistische, paramedische, gedragswetenschappelijke en revalidatietechnische aard, te verlenen door een aan een instelling voor revalidatie verbonden multidisciplinair team van deskundigen, staande onder leiding van een specialist'.

Alle ongeveer 25 revalidatie-instellingen zijn lid van de Vereniging van Revalidatie-instellingen in Nederland (VRIN).



De VRIN omschrijft de gespecialiseerde revalidatiezorg als het geheel van de gezondheidszorg dat zich richt op mensen die


getroffen zijn door een ziekte, een trauma of een aangeboren afwijking waarbij sprake is van complexe en/ of meervoudige beperkingen en handicaps als (dreigend) gevolg (VRIN, 1998).

De revalidatiezorg voor kinderen kent overeenkomsten met die van volwassenen, maar ook essentiële verschillen.



Deze betreffen vooral

-de benadering van kinderen vanuit een pedagogisch perspectief,


-de invloed van de ontwikkelingsfase van het kind op het revalidatieproces (en omgekeerd), en


-de wijze waarop het gezin bij de revalidatie van kinderen betrokken is.


8.2 De plaats van revalidatie-instellingen in de gezondheid



De revalidatiezorg wordt verleend door de instellingen voor revalidatie alsmede revalidatieafdelingen van ziekenhuizen. In 1996 hadden de revalidatiecentra ongeveer 1.760 bedden en 600 plaatsen voor dagbehandeling.



Het aantal zorgmedewerkers bedroeg circa 2.850, waarvan ongeveer tien werkzaam was als psycholoog, pedagoog of maatschappelijk werker.



De financiering van de revalidatie kent

een eigen structuur.




De budgetteringsregels voor revalidatie-instellingen zijn anno 2001 deels gebaseerd op de in 1995 en 1996 ingevoerde paramedische revalidatiebehandeluur' voor de niet-klinische en de klinische revalidatie.

Het treft een stelsel dat vooral stoelt op:



• de d
• De financiering is verder voornamelijk afhankelijk van


• de directe contacttijd van de patiënt hulpverlener, en dus niet op bijvoorbeeld output pricing of diagnostiek-behandel combinaties.



• De financiering is verder voornamelijk afhankelijk van eerste polikliniekbezoeken bij revalidatieartsen, productiegerelateerde verpleegdagen genaamde calculatorische behandelplaatsen en bedden.

8.3 De primaire taken van een revalidatie-instelling



De zorg van instellingen voor revalidatie richt zich in het bijzonder op



• de revalidatie na
• revalidatie van mensen met


• de revalidatie na aandoeningen van het houdings- en bewegingsapparaat alsmede
• revalidatie van mensen met hersenletsel.

Revalidatie omvat diagnostiek, advisering en behandeling van stoornissen beperkingen, en van de problemen die iemand heeft met het deelnemen aan het maatschappelijk leven.



Het uiteindelijke doel is

om mensen zo goed mogelijk ondersteunen bij het vinden - dan wel hervinden - van een plaats in de maatschappij, met of zonder verminderde mogelijkheden.

Binnen de revalidatiezorg kunnen de volgende functies worden onderscheiden:



• K
• R
• P


• Klinische revalidatiezorg.
• Revalidatiedagbehandeling.
• Poliklinische revalidatie.


- Klinische revalidatiezorg.



De klinische revalidatiezorg vindt alleen plaats in


centra voor revalidatie. In acht hiervan zijn afdelingen voor kinderen en jongeren beschikbaar.



De klinische revalidatiezorg is multidisciplinair. Veelal gaan patiënten na de klinische zorg verder in revalidatiedagbehandeling.

Revalidatiedagbehandeling.



De zorgverstrekking revalidatiedagbehandeling wordt in de Staatscourant in 1981 als volgt gedefinieerd:


'De behandeling of verzorging van tijdelijk of blijvend gehandicapten , gedurende de dag of een gedeelte daar­ van, door in teamverband samenwerkende medisch specialisten, psychologen en deskundigen op paramedisch, verpleegkundig , maatschappelijk, arbeidskundig en revalidatietechnisch terrein'.

Poliklinische revalidatie.



Poliklinische revalidatie wordt geleverd door


zieken­ huisafdelingen voor revalidatie en door revalidatiecentra.



De poliklinische revalidatiefunctie fungeert als een eerste contact van de revalidatiearts met patiënten met diverse aandoeningen. Hierna kan vervolgbehandeling door een m ultidisciplinair team plaatsvinden. In het geval van poliklinische revalidatie is niet altijd sprake van een behandelteam.



Poliklinisch kan bijvoorbeeld diagnostiek door een revalidatiearts worden gerealiseerd voor het aanmeten van prothesen. De poliklinische revalidatie heeft voorts een functie ter controle van behandelde patiënten.

De intensiteit van de revalidatiezorg kan variëren van een enkelvoudig poliklinisch advies tot uitgebreide interdisciplinaire klinische behandeling.



Kenmerkend voor de interdisciplinaire behandeling zijn

de patiëntgerichte teambesprekingen met als gewenst resultaat een gemeenschappelijke probleemdefinitie en behandeldoelstellingen.

Het patiëntgebonden behandelteam wordt veelal samengesteld uit een selectie van de volgende disciplines:

revalidatiearts, psycholoog, orthopedagoog, psycho­ logisch assistent of medewerker, maatschappelijk werker, paramedici (logopedist, fysiotherapeut, ergotherapeut), revalidatietechnicus, groepsleider, verpleegkundige en verzorgende.

De diverse beroepsbeoefenaren dienen te beschikken over enige kennis van elkaars vakgebieden.



Bij de realisatie van het gezamenlijk opgestelde behandelplan blijft ieder teamlid verantwoordelijk voor

het eigen vakgebied. Onder sommige omstandigheden kunnen de teamleden echter wel, onder de verantwoordelijkheid van de oorspronkelijke discipline, deels elkaars taken over­ nemen en delen.

Om de primaire taken van de revalidatiezorg te kunnen uitvoeren en ontwikkelen, functioneren in gespecialiseerde instellingen voor revalidatie multidisciplinaire werkgroepen.



Deze werkgroepen zijn meestal georganiseerd rond

een specifieke diagnosecategorie, bijvoorbeeld patiënten met een dwarslaesie, of ter reductie van een bepaalde problematiek.

Het soort patiënten dat naar revalidatie wordt verwezen is divers...

cerebrovasculaire accident (CVA), hersentrauma, infantiele en­ cefalopathie, amputatie, dwarslaesie, reuma, rugaandoeningen en hart- en vaat­ ziekten veel voorkomende aandoeningen of ziekten in revalidatiezorg.




• CVA en hersentraumata
• overige neurologische aa ndoeningen
• hart- en bloedvaten rugaa ndoeningen
• orthopedische aa ndoeningen
• amputaties
• dwarslaesie
• reumatische aandoeningen
• infantiele encefalopathie
• overig (o.a. handletsels, brandwonden)



De aandoening van de patiënten die worden verwezen naar revalidatiezorg zegt weinig over de hulpvraag.



Integendeel, uit onderzoek blijkt bijvoorbeeld dat

slechts vijf tot tien procent van de in ziekenhuizen opgenomen patiënten met een contusio cerebri (hersenkneuzing) in aanmerking komen voor gespecialiseerde revalidatie (Van Balen et al., 1996). Voor CVA-patiënten is dit percentage soortgelijk; voor patiënten na een hartinfarct of een hartoperatie gaat het om ongeveer vijftien procent (Soons, 1995).

De beschreven doelgroepen impliceren dus een diagnosestelling die niet meer is dan een apriori gegeven.



Het essentiële van een indicatie voor revalidatiezorg is dat deze wordt gebaseerd op de geschatte gevolgen van een ziekte of aandoening in termen van



• s
• b
• p



• stoornissen,
• beperkingen en
• participatieproblemen.

Traditioneel wordt de aandacht bij een ziekte of aandoening gericht op organisch herstel en vermindering van stoornissen.



Maar ook de wijze waarop iemand zijn beperkingen beleeft, de betekenis die eraan wordt verleend, en de manier waarop hij en de naastbetrokkenen ermee omgaan, zijn van essentieel belang voor het effect van de aandoening voor het dagelijks leven.



Een benadering die vooral gericht is op stoornissen is in de revalidatie dus meestal


te eenzijdig.



Ook een eenzijdige nadruk op potentiële participatieproblemen is niet zo zinvol omdat het in de revalidatiefase dikwijls nog onvoldoende duidelijk is wat de sociale en maatschappelijke implicaties van de directe gevolgen van de aandoening zijn.



Deze implicaties worden immers mede bepaald door de mogelijkheden om de negatieve invloed van de beperkingen te verminderen.

Bij het faciliteren van reïntegratie spelen dikwijls ook andere factoren een rol, zoals


• de aanwezigheid en ondersteuning van familieleden,
• praktische en emotionele betrokkenheid van derden,
• de woonsituatie en de financiële status.



Gerichtheid op zowel het sociale als het fysieke systeem waarbinnen de reïntegratie van de patiënt plaats dient te vinden, is daarom een tweede belangrijk uitgangspunt van de revalidatiebehandeling . Feitelijk is daardoor in de revalidatiezorg sprake van een systeembenadering in brede zin.

Gerichtheid op zowel het sociale als het fysieke systeem waarbinnen de reïntegratie van de patiënt plaats dient te vinden, is daarom een tweede belangrijk uitgangspunt van de revalidatiebehandeling .



Feitelijk is daardoor in de revalidatiezorg sprake van een

systeembenadering in brede zin.

Samengevat:



het revalidatieaanbod is in wezen hulpvraaggeoriënteerd. Dat wil zeggen dat


als de patiënt al een specifieke en gerichte hulpvraag kan verwoorden deze dikwijls wordt gemodificeerd tot een vraag gericht op het herwinnen van verminderde of verloren vaardigheden, op het leren compenseren van verloren capaciteiten, of op het beter met de situatie leren omgaan.

8.5 De verwijzing en doorverwijzing van patiënten



Patiënten worden naar de revalidatiezorg verwezen door huisartsen en medisch specialisten (vanuit de woonsituatie), het ziekenhuis of zorginstellingen. In een aantal gevallen wordt de revalidatiearts in het ziekenhuis ingeschakeld als mede behandelaar. In andere gevallen is deze consulent of hoofdbehandelaar.



In gespecialiseerde instellingen voor revalidatie is de revalidatiearts altijd hoofdbehandelaar. Rechtstreekse verwijzing naar een psycholoog is daardoor

formeel niet mogelijk.

Na ontslag uit de revalidatiezorg wordt de patiënt terugverwezen naar de huisarts of overgedragen aan het ontvangende instituut, zoals een verpleeghuis.



In een aantal gevallen is monodisciplinaire vervolgbehandeling gewenst. Denk bijvoorbeeld aan

voortgezette logopedie in de eerstelijn voor een patiënt met afasie of aan verwijzing naar de geestelijke gezondheidszorg in verband met persisterende verwerkingsproblematiek.

8.6 De specifieke taken en werkzaamheden van een psycholoog in een revalidatie-instelling


De werkzaamheden van de psychologen in de revalidatiezorg zijn vooral afhankelijk van de patiëntenpopulatie waarvoor zij worden ingezet.



De kerntaken zijn:



• di
• in,
• vo
• co
• ui
• be
• a
• c
• p
• w


• diagnostiek,
• indicatiestelling,
• voorlichting,
• coördinatie en
• uitvoering van behandeling en
• begeleiding.
• advisering,
• het geven van consultatie aan derden,
• participatie in deskundigheidsbevordering en opleiding, en
• wetenschappelijk onderzoek.



Gezien de academische achtergrond levert de psycholoog in de revalidatiezorg voorts een meer dan gemiddelde bijdrage aan de inhoudelijke ontwikkeling van de zorg en het beleid.

Gezien de academische achtergrond levert de psycholoog in de revalidatiezorg voorts

een meer dan gemiddelde bijdrage aan de inhoudelijke ontwikkeling van de zorg en het beleid.

'Het' werkveld van de psycholoog werkzaam in de revalidatie bestaat niet.


De taken en werkzaamheden zijn daarvoor te divers.



Bovendien zal de daadwerkelijke invulling van het takenpakket mede afhangen van

de individuele ervaring, affiniteiten en capaciteiten van de betreffende professionals, de couleur locale, de marktwerking en de taakverdeling binnen behandelteams en vakgroepen.



Binnen de psychologische hulpverlening in de revalidatie is de afgelopen decennia sprake geweest van voortschrijdende subspecialisaties die tezamen nauwelijks of niet binnen één persoon realiseerbaar blijken.

Taken: De werkzaamheden van de psychologen in de revalidatiezorg:



1. D
2. I
3. V
4. I



5. I
6. B
7. D
8. W



1. Diagnostiek
2. Indicatiestelling
3. Voorlichting
4. Interventies
5. Informatieverstrekking
6. Beleidsontwikkeling
7. Deskundigheidsbevordering van derden
8. Wetenschappelijk onderzoek.

8.6.1 Diagnostiek



Diagnostisch onderzoek in de revalidatie richt zich in belangrijke mate op de gevolgen van een ziekte of aandoening in termen van stoornissen, beperkingen en participatieproblemen (World Health Organization, 1999).



Kort gezegd gaat het hier om.

Een ziekte of aandoening, bijvoorbeeld een hersentumor, kan bepaalde stoornissen tot gevolg hebben, bijvoorbeeld mentale traagheid en een verminderde driftregulatie.



Deze stoornissen kunnen leiden tot allerlei beperkingen. Deze beperkingen uiten zich in tekorten in vaardigheden en activiteiten die op hun beurt weer participatieproblemen tot gevolg kunnen hebben.

De ziekte of aandoening kan specifieke karakteristieken impliceren inzake causaliteit, verloop en prognose.



Dit zijn achtergrondgegevens. Alvorens te kunnen antwoorden op de hulpvraag, is het van belang zicht te krijgen op



• de a
• de a
• de p



• de aard en de ernst van de aanwezige stoornissen,
• de actuele en geprognosticeerde beperkingen en
• de (dreigende) participatieproblemen.



De diagnostiek van de gevolgen begeeft zich aldus op drie met elkaar samenhangende niveaus van beschrijving.

De door de aandoening veroorzaakte gevolgen bepalen vanzelfsprekend slechts gedeeltelijk het psychologische aanpassingsvermogen (Kendall & Terry, 1996).



Daarnaast kunnen ook persoonlijke en externe factoren een rol spelen. Ook deze factoren kunnen revalidatiebelemmerend gedrag veroorzaken of anderszins van invloed zijn op het welslagen van een revalidatietraject.



Aangezien de persoonlij­ke en externe factoren een beperkende of een faciliterende rol kunnen hebben, kan hun inventarisatie eveneens van groot belang zijn.



Denk bijvoorbeeld aan de invloed van

premorbide persoonlijkheidsproblematiek of angst- en stemmings­ stoornissen, of aan die van een sterk positief betrokken en uitgebreid sociaal systeem van herkomst.

Bij een verwijzing naar revalidatie is de beschikbaarheid van de gegevens van eerdere (diagnostische) bemoeienis van een psycholoog, psychiater of andere professionals opererend op het vlak van de geestelijke gezondheidszorg, zeer gewenst.



Dergelijke informatie kan immers

relevant zijn voor het opstellen van hypothesen, het bepalen van het beloop en overwegingen betreffende de aard en de omvang van aanvullend onderzoek.



In sommige gevallen kan hierdoor een overbodige aanwending van tijd en middelen en een onnodige belasting van de patiënt worden voorkomen. In andere gevallen vereist de reeds beschikbare informatie juist een actualisatie.

Het doel van het onderzoek is sterk gerelateerd aan de vraagstelling.



Deze wordt in eerste instantie verwoord door een verwijzer of leden van het behandelteam, maar is dikwijls voor modificatie vatbaar. Ook hier ligt een taak voor psychologen. Door te exploreren wat met het onderzoek wordt beoogd en welke vragen men wenst te kunnen beantwoorden op basis van de te leveren gegevens, kan

de vraagstelling worden toegespitst en kunnen doelen worden geëxpliciteerd.

Naast een beschrijving van de gevolgen van de aandoening of de ziekte vanuit een psychologisch perspectief, kan het oogmerk bijvoorbeeld zijn het inschatten van de gevolgen in termen van verwerking, adaptatie en zingeving.



Bij sommige aandoeningen, bijvoorbeeld chronische benigne rugpijn, zal een accent gelegen kunnen zijn op het inventariseren van gedragsstijlen die de klachten onderhouden of ver­ sterken.



Andere belangrijke doelstellingen kunnen zijn het bepalen van

de actuele psychische draaglast en belastbaarheid , het exploreren van behandelingsmogelijkheden of mogelijkheden tot scholing en arbeid, het concretiseren van een behandelplan en behandeldoelen, en het evalueren van behandeleffecten en her­ stelverloop.

Het accent van de diagnostiek zal door de verschillende doelstellingen in wisse­lende mate liggen op één of meer van de volgende gebieden:



• p
• s
• n
• o



• o
• s
• d


• persoonlijkheidsonderzoek,
• somatopsychologisch onderzoek,
• neuropsychologisch onderzoek,
• onderzoek van gedragstekorten en gedragsexcessen ,
• onderzoek van vaardigheden en vaardigheidstekorten,
• school- en beroepskeuzeonderzoek en
• diagnostiek van relevante systeemfactoren.


Veel voorkomende elementen van diagnostiek zijn

dossieronderzoek, (hetero-) anamnese, observatie, functionele analyse, zelfregistratiemethoden, vragenlijst­ onderzoek en testpsychologisch onderzoek.



Voor de uitvoering van deeltaken vindt ondersteuning plaats door een psychologisch assistent of een psychologisch medewerker.



Bij sommige observatie-instrumenten kunnen leden van het behandelteam worden ingezet. In overleg kunnen delen van het onderzoek worden uit­ besteed of kunnen de bevindingen van andere disciplines worden geïntegreerd, zoals de onderzoeksresultaten van de logopedist naar taalverwerking.

Niet elke vraagstelling kan adequaat worden beantwoord. De patiënt kan bijvoorbeeld gehinderd worden door bewustzijnsstoornissen, een gereduceerd begrip van opdrachten of forse beperkingen in de visuele waarneming.



Diagnostische instrumenten en middelen kunnen op grond hiervan

makkelijk misleidende resultaten voortbrengen als zij gestandaardiseerd worden toegepast (Elliot & Umlauf, 1995).

In de revalidatiezorg moet de psycholoog zeer alert zijn op de gevolgen van co-morbiditeit, bijvoorbeeld door rekening te houden met verminderde waar­nemingsvermogens of afgenomen motorische vaardigheden .



Dit vraagt gedegen kennis van

de niet-primair psychische equivalenten van de diverse aandoeningen.



Soms kan overigens met enige creativiteit een adaptatie van het test- en vragenlijstmateriaal plaatsvinden zonder afbreuk te doen aan de validiteit van de bevindingen.

Er zijn andere beperkingen te noemen:



• Een gebrek aan m...
• Bekende discussies over ….
• Ook de potentiële invloed van...
• De fase waarin het onderzoek plaatsvindt is…...


• Een gebrek aan motivatie of ernstige gedragsstoornissen kunnen bijvoorbeeld een contra-indicatie vormen voor test- of vragenlijstonderzoek.



• Bekende discussies over de betrouwbaarheid en validiteit van psychologisch onderzoek betreffen de situatie waarbij de somatische diagnostiek nog niet is afgerond. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn bij onvoldoende begrepen chronische lichamelijke klachten .



• Ook de potentiële invloed van lopen­ de juridische procedures vanwege sociale verzekeringen of letselschadeclaims moet in dit verband worden genoemd. Echter ook in dergelijke situaties kunnen dossieronderzoek, heteroanamnestische informatie, gespreksgegevens en observaties richtinggevend zijn voor tentatieve conclusies, waardoor ondersteunende informatie kan worden geboden voor het behandelbeleid.



• De fase waarin het onderzoek plaatsvindt is hier een laatste aandachtpunt. Zo is bij hersenletselpatiënten onderzoek naar scholingsmogelijkheden en mogelijkheden voor arbeidsintegratie vooral zinvol als het revalidatietraject achter de rug is of in de laatste fase verkeert.



Pas dan zijn compensatiestrategieën voor beperkingen van cognitieve en gedragsmatige aard op zijn best grotendeels geïntegreerd en vindt in het dagelijks leven zo min mogelijk onderpresteren of overvragen plaats.

8.6.2 Indicatiestelling



De indicatiestelling betreft het afwegen van mogelijke behandelvormen, het opstellen van behandelplannen en het selecteren van de in te zetten disciplines.



De revalidatiearts fungeert als

poortspecialist voor de indicatiestelling voor revalidatiebehandeling en voor ontslag uit revalidatie.



Bij twijfel over deze indicatiestelling kan consultatie van de psycholoog plaatsvinden. Consultatie is eveneens te overwegen voor andere hulpverleners die willen verwijzen naar revalidatie, maar vraagtekens hebben over de mogelijkheden van behandeling van psychologische problematiek.

Bij een indicatiestelling voor een revalidatiebehandeling geeft de revalidatiearts gewoonlijk vooraf aan welke disciplines in eerste instantie bij de behandeling worden betrokken.



Afhankelijk van de locale omstandigheden kan voor bepaalde onderdelen van het zorgaanbod sprake zijn van delegatie van deze verantwoordelijkheid naar de psycholoog.



Het gaat dan meestal om programma 's voor

cognitieve revalidatie of chronische benigne pijn. De indicatiestelling voor, en de functionele aansturing van de psychologisch assistent, de psychologisch medewerker en de cognitief trainer is de verantwoordelijkheid van de psycholoog .

De indicatiestelling voor specifieke psychologische interventies is vanzelfsprekend het deskundigheidsgebied van de psycholoog.



Als voorbeelden kunnen worden genoemd



• het indiceren voor behandelmodules voor cognitieve revalidatie, zoals
• een ged
• of een ex


• het indiceren voor behandelmodules voor cognitieve revalidatie, zoals een geheugenstrategietraining,
• een gedragstherapie ter bevordering van gewenst doelgedrag volgens operante principes,
• of een exposureprocedure ter doorbreking van een stagnerend verwerkingsproces.


In veel centra worden diverse psychologische interventies uitgevoerd of aangestuurd door één en dezelfde, bij het behandelteam aangesloten psycholoog.



Het wordt, in het algemeen, niet wenselijk geacht bij

patiënten met hersenletsel de neuropsychologische aspecten door psycholoog A te laten verzorgen en de verwerkingsproblematiek of angst- en stemmingsstoornissen door psycholoog B.

8.6.3 Voorlichting



Een belangrijke taak van psychologen in de revalidatie is voorlichting. Veel aandoeningen en ziekten waarbij psychologen zijn betrokken, hebben een chronisch karakter met blijvende beperkingen.



Het inzicht in de consequenties hiervan is zowel bij patiënt als naastbetrokkenen niet vanzelfsprekend. Een van de doelen van voorlichting is dan ook

informatiewinst.



Kennis van het ziektebeeld , de ge­ volgen ervan inzake beperkingen en veranderde mogelijkheden, en algemene handreikingen hoe ermee kan worden omgegaan, leiden bij de patiënten mogelijk tot reductie van hun vragen, onzekerheden en twijfels.



Informatiewinst onder­ steunt bovendien de rationele basis om het gedragsrepertoire aan te passen.

Voorlichting vindt individueel en groepsgewijs plaats.



Groepsgewijze voorlichtingsprogramma's worden in diverse centra uitgevoerd tot voordeel van bijvoorbeeld patiënten met een dwarslaesie, een hersenletsel of hartpatiënten.



Deze programma's worden meestal multidisciplinair ingevuld. De psycholoog heeft hierbij dikwijls een … rol.

coördinerende rol, vooral bij hersenletselgerelateerde problematiek.

Naarmate de behandelfase minder klinisch is, zullen de rol van de psycholoog en de invulling van het voorlichtingsprogramma vanuit psychologische invalshoek, groter zijn.



Met het zichtbaar worden van de grenzen van het motorisch herstel, komen vragen in relatie tot maatschappelijke en sociale reïntegratie meer op de voorgrond te staan.



Het met anderen delen van informatie over (vooral) minder zichtbare gevolgen kan juist dan van wezenlijk belang zijn voor

toene­mend ziekte-inzicht en het bijstellen van copingstijlen.



De voorlichting heeft in deze fase daarom niet alleen een informatief karakter. Vrancken (2000) spreekt in dit verband van participerende voorlichting; voorlichting die beschikbaar komt uit de interactie met de patiënt.

Bij hersenletselpatiënten bestaat ook bij de naastbetrokkenen behoefte aan voorlichting. Naarmate de behandeling meer aansluit op de thuissituatie is ook bij hen sprake van participerende voorlichting.



Naastbetrokkenen zijn door de veelvuldige interacties met de getroffene dan inmiddels ervaringsdeskundig en zullen in de uitwisseling van informatie een actievere rol kunnen innemen.



Om de effecten van de behandeling te optimaliseren is een dergelijke uitwisseling ook voor het behandelteam nuttig.



Bovendien zal voor de gezinsleden in toenemende mate het accent komen te liggen op het omgaan met de resterende beperkingen In een aantal gevallen zal ook voor de naasten een ontwikkeling van eigen vaardigheden en een leren omgaan worden gevraagd met de veranderingen voor hen zelf, zoals veranderingen in

rolpatronen.



Modificatie van copingstrategieën en voortschrijdend inzicht in het acceptatie- en verwerkingsproces is dikwijls een aandachtspunt waarbij de inbreng van de psycholoog vanuit zijn deskundighei van essentiële betekenis kan zijn.

8.6.4 Interventies



Onder de noemer psychologische interventies vallen

alle psychologische methoden gericht op advisering, begeleiding en gedragsverandering ter reductie of opheffing van beperkingen en participatieproblemen.



Het kan hierbij gaan om activiteiten variërend van eenvoudig advies tot specialistische psychotherapeutische technieken.

Juist doordat aspecten van het psychisch, somatisch en sociaal functioneren in samenhang worden betrokken, kan de psycholoog, zoals eerder gesteld, binnen het behandelteam een coördinerende rol spelen.



Dit geldt meestal voor deelbehandelingen. In dit kader worden bijvoorbeeld adviezen, richtlijnen en functionele aanwijzingen gegeven aan verplegend of verzorgend personeel en aan andere behandeldisciplines.



Deze interventies zijn dikwijls gericht op

gedragsproblematiek en op cognitieve beperkingen, maar kunnen ook van toepassing zijn op andere probleemgebieden.

Psychologische interventies kunnen individueel of groepsgewijs plaatsvinden en betreffen

de patiënt of de personen in zijn directe omgeving.



In de meeste gevallen vinden deze interventies rechtstreeks plaats. Mediatietherapie is daarentegen een indirecte behandelvorm waarbij juist naastbetrokkenen of hulpverleners worden gecoacht in het beïnvloeden van het gedrag van de patiënt door het toepas­sen van een consequente aanpak.

Mediatietherapie is daarentegen een

indirecte behandelvorm waarbij juist naastbetrokkenen of hulpverleners worden gecoacht in het beïnvloeden van het gedrag van de patiënt door het toepas­ sen van een consequente aanpak.

Ten slotte zijn er situaties denkbaar waarbij de psycholoog samen met een andere discipline, een deel van de behandeling uitvoert.



Mogelijke behandelinterventies zijn:



• (cognitieve) g
• g
• t
• b
• r
• s
• m
• r
• training van a
• training in verband met
• g
• s
• (cognitieve) v
• v


• (cognitieve) gedragstherapie;
• gedragsmodificatie;
• training sociale vaardigheden en assertiviteit;
• begeleiding en ondersteuning van de partner of het patiëntsysteem;
• relatiegesprekken en relatietherapie;
• systeemtherapie;
• mediatietherapie;
• realiteitsoriëntatietraining;
• training van agendagebruik en dagindeling;
• training in verband met halfzijdige sensorische verwaarlozing;
• geheugencursus;
• strategietraining;
• (cognitieve) vaardigheidstraining;
• verkeersgedragtraining.

De psychologische problematiek bij de patiënt of diens familieleden kan potentieel zeer revalidatiebelemerend zijn.



In multidisciplinair verband kan de psycholoog mede op basis hiervan

een belangrijke bijdrage leveren aan het stellen van prioriteiten betreffende de aard van de interventies, de besluitvorming inzak (het moment van) de aanvang van de behandeling, de duur van de behandelin het moment van ontslag en eventuele doorverwijzing .

8.6.5 Informatieverstrekking



Gezien het multidisciplinaire en procesmatige karakter van de revalidatiezorg is een adequate informatieverstrekking van groot belang.



Het benutten van de aanwezig kennis en vaardigheden van professionals valt of staat dikwijls met


informatie-uitwisseling.



Een aandachtspunt hierbij is de noodzaak om informatie herhaaldelijk aan te bieden.

Een aandachtspunt hierbij is de noodzaak om informatie herhaaldelijk aan te bieden.



Sociaal en maatschappelijk reïntegreren en afscheid nemen van een deel van de vroegere eigenschappen, vaardigheden, tijdsinvulling en rolpatronen gaan immers niet in één keer.



Informatie die hierbij behulpzaam kan zijn, word lang niet altijd aangeboden op het moment dat

deze ook gehoord wordt, in de ogen van de ontvanger relevant is, of begrepen wordt zoals deze is bedoeld.



Tegelijkertijd geldt zowel vanwege privacyredenen als omwille van een efficiënte tijdinvestering het credo 'zo veel uitwisseling als nodig, zo min als mogelijk'.

Vooral schriftelijke rapportage is een tijdrovende aangelegenheid die bij de huidige budgetteringssystematiek sterk onder druk staat.



Anderzijds ligt hier, vanwege het noodzakelijk reflectieve element, een

belangrijke meerwaarde voor het helder en expliciet formuleren van bevindingen, behandelvoorstellen en doel­ stellingen.

Het is veelal gebruikelijk patiënt en familie, de verwijzer en andere betrokkenen, mondeling te informeren over onderzoeksresultaten en behandelinterventies.



Schriftelijke rapportage hierover vindt plaats aan

de verwijzer.



In toenemen­ de mate maken patiënten gebruik van kopierecht. In een aantal gevallen wordt hier actief op 'geanticipeerd' door rapportages automatisch ter beschikking te stellen aan de patiënt.



Afhankelijk van locale afspraken worden de huisarts en andere hulpverleners rechtstreeks of via de verwijzer schriftelijk geïnformeerd.

De patiëntgerichte teambesprekingen zijn een zich herhalend onderdeel van de behandeling en zijn meestal gebaseerd op

voorafgaande schriftelijke rapportage van teamleden.



Deze rapportage vindt plaats volgens een vast stramien. Wederom afhankelijk van locale afspraken, kunnen ook patiënten en familieleden aan der­ gelijke teambesprekingen deelnemen.

Naast schriftelijke rapportages, teambesprekingen en mondelinge overdracht van onderzoek- en behandelresultaten vindt veel tussentijdse uitwisseling plaats in de wandelgangen, tijdens observaties bij therapieën van paramedici of op de ver­pleegafdeling, en bij intercollegiaal overleg met huisartsen, verwijzers en vertegenwoordigers van diverse instanties en instituten.



In het psychologisch dossier worden

rapportages, psychodiagnostische gegevens en andere relevante (medische) informatie ingevoerd.



Tevens worden behandel­ plannen vermeld en wordt een decursus bijgehouden. Ondanks het multidisciplinaire karakter van de revalidatiebehandeling dient het psychologisch dossier eigenstandig te zijn.



Het dossier moet op een zodanige wijze worden beheerd dat het zonder toestemming van de psycholoog niet voor anderen toegankelijk is en de vertrouwelijkheid van de gegevens gewaarborgd blijft.

8.6.6 Beleidsontwikkeling



Door de dikwijls afdelingsgebonden werkzaamheden leveren psychologen in de revalidatiezorg in veel gevallen een bijdrage aan het onderzoek-, behandel-, en zorgverleningsbeleid van de behandelafdeling in het bijzonder.



Daarnaast kunnen zij deelnemen aan

(multidisciplinaire) commissies en overlegvormen die gericht zijn op het opstellen van richtlijnen voor problematiek-, diagnose- of afdelingsgebonden aangelegenheden, kwaliteitsprojecten en vakinhoudelijke professionalisering.



Ten slotte kunnen psychologen namens het behandelteam, de vakgroep of andere geledingen deelnemen aan regionale of landelijke commissies, werkgroepen en projectgroepen gericht op beleidsontwikkeling.

8.6.7 Deskundigheidsbevordering en advisering van derden



Wat betreft de deskundigheidsbevordering gericht op de vermeerdering van kennis en ervaring van revalidatiemedewerkers draagt de psycholoog bij door

kennisoverdracht middels onderwijs, klinische lessen, instructie, functionele aanwijzingen en consultatie.

Deze opleidingsactiviteiten behelzen hoofdzakelijk de begeleiding van stagiaires psychologie.



Een aantal revalidatiecentra participeert daarnaast in het

praktijkgedeelte van het opleidingstraject tot GZ-psycholoog en heeft één of meer opleidingen in huis.



Voorts zijn diverse psychologen in de revalidatiezorg actief als docent of supervisor in postdoctorale opleidingscircuits.

De eigen deskundigheidsbevordering wordt onderhouden door :



• v
• i
• r
• p,



• c,
• c,
• s
• e.d.


• het bijhouden van de vakliteratuur,
• intervisie,
• refereerbijeenkomsten (ook multidisciplinair),
• het volgen van postdoctorale opleidingen,
• cursussen,
• congressen,
• symposia,
• en dergelijke.



Een stimulerende rol hierin speelt de sectie Revalidatie van het Nederlands Instituut van Psychologen (NIP). Zij geeft onder meer een nieuwsbrief uit, belegt regiospecifieke bijeenkomsten en organiseert jaarlijks een tweedaagse na­ jaarsconferentie.



Veel psychologen zijn daarnaast lid van de sectie Neuropsychologie, en in mindere mate van de sectie Ouderenzorg en de sectie Psychologen in Algemene Ziekenhuizen.

8.6.8 Wetenschappelijk onderzoek



De revalidatiecentra kennen traditioneel weinig universitaire verankering. De academisering van de revalidatiezorg en van specifiek psychologische aspecten daarin, is pas de laatste decennia op gang gekomen. Deze ontwikkelingen hebben ook voor het vakgebied van de psycholoog in de revalidatie geleid tot diverse klinisch relevante studies (zie Van Balen et al., 1999).



Versterking van het patiënt­ gebonden onderzoek is essentieel voor de verdere ontwikkeling van de sector. Substantiële wetenschappelijke activiteiten zijn inmiddels gebundeld in thematische onderzoeksclusters, zoals 'cognitieve revalidatie', 'beperkingen bij chronische lage rugpijn' en 'functionele prognose bij neurologische aandoeningen' (Revalidatie Magazine, 2000).



Een aantal psychologen is bij de ontwikkeling of uitvoering van wetenschappelijk onderzoek nauw betrokken.



Desondanks

is wetenschappelijk onderzoek voor de meesten geen kerntaak .

8.7 De belangrijkste vaardigheden van de psycholoog in een revalidatie-instelling



Vaardigheden die van belang zijn voor diagnostiek en behandeling vloeien deels voort uit vakspecifieke ervaring en kennis. De gevolgen waarvoor patiënten na een aandoening of ziekte worden behandeld, zijn vaak velerlei en worden meervoudig bepaald.



De in de revalidatie vereiste kennis vanuit psychologisch perspectief betreft daardoor verschillende deelgebieden van de psychologie.



In het bijzonder:



• o
• p
• g
• s



• n
• p
• s
• l


• ontwikkelingspsychologie ,
• persoonlijkheidsleer,
• gerontopsychologie,
• somatopsychologie,
• neuropsychologie,
• psychopathologie,
• systeemtheorie en
• leertheorie.

Groot belang wordt gehecht aan het vermogen om deze verschillende kennisbestanden zo aan elkaar te relateren dat dit leidt tot


een meerwaarde voor de diagnostiek en behandeling.



In de revalidatie ligt het accent dikwijls op het (her)leren van vaardigheden of het leren compenseren van vaardigheden die verloren zijn gegaan.



Tot de belangrijkste peilers van de psychologische behandelingen hierbij behoren (cognitief-) gedragstherapeutische vaardigheden . Bij patiënten met niet-aangeboren hersenletsel (NAR) is in aanvulling hierop het neuropsychologisch perspectief belangrijk.

Tot de belangrijkste peilers van de psychologische behandelingen hierbij behoren

(cognitief-) gedragstherapeutische vaardigheden.



Bij patiënten met niet-aangeboren hersenletsel (NAR) is in aanvulling hierop het neuropsychologisch perspectief belangrijk.

De werkzaamheden van de psycholoog in de revalidatiezorg worden gekenmerkt door intensieve contacten met patiënten en naastbetrokkenen in behandelsituaties waarbij dikwijls de kwaliteit van leven in het geding is.



Dit vraagt om:



• g
• s
• o



• o
• o
• o



• goede sociale vaardigheden voor het doorzien van verhoudingen tussen mensen,
• het stimuleren en motiveren van patiënten,
• het overwinnen van weerstanden,
• het opbouwen en onderhouden van een werk- en vertrouwensrelatie,
• het omgaan met agressie en met conflictsituaties,
• en het omgaan met tegengestelde meningen en belangen.

De patiëntgebonden werkzaamheden vragen dikwijls een hoge mate van geduld, doorzettingsvermogen. systematiek, ordelijkheid, integriteit, betrouw­ baarheid , empathisch vermogen, tact, discretie en objectiviteit .



Mede vanwege het werken in teamverband is grote zorgvuldigheid vereist bij

het informeren van patiënt, naastbetrokkenen, leden van het behandelteam en derden.



Naast de algemene wettelijke kaders geldt als primaire leidraad hierbij de beroepscode van het NIP.

Cruciaal is de vaardigheid om



k


c


• kennis en diagnostische gegevens te vertalen in praktische adviezen en richtlijnen voor het behandelteam,



• het coachen van andere disciplines wat betreft specifieke psychologische aspecten van diagnostiek, behandeling en begeleiding.



Dit is vanzelfsprekend vooral goed mogelijk als de psycholoog eveneens vaardig is in het afstemmen van de eigen kennis, kwaliteiten en inbreng op die aanwezig bij de andere medewerkers.

Cruciaal is de vaardigheid en kennis van:



• kennis en
• het coach
• Inzicht in aan
• vaardigheden in
• het vermogen om z
• vaardigheid in vin
• Goede ui
• non-v
• Schri
• dida



• kennis en diagnostische gegevens te vertalen in praktische adviezen en richtlijnen voor het behandelteam,
• het coachen van andere disciplines wat betreft specifieke psychologische aspecten van diagnostiek, behandeling en begeleiding.
• Inzicht in aangrenzende vakgebieden en deskundigheden van specialisten, verpleging, verzorging, paramedici
• vaardigheden in het hanteren van groepsprocessen, vergadertechnieken, samenwerking en communicatie.
• het vermogen om zich de reikwijdte van het handelen te realiseren.
• vaardigheid in vindingrijkheid, initiatiefname en probleemoplossend vermogen.
• Goede uitdrukkingsvaardigheden
• non-verbale uitdrukkingsvaardigheden.
• Schriftelijke uitdrukkingsvaardigheden,
• didactische vaardigheden

In zorgverleningsituaties waarbij er binnen kort tijdsbestek op veel factoren tegelijkertijd moet worden gelet, vereist de functie van psycholoog vaardigheid in

opmerkzaamheid.



Onvoldoende oplettendheid kan nadelige consequenties hebben voor de effectiviteit en efficiëntie van de behandeling.



Oplettendheid betreft daarnaast het functioneren van medewerkers die leiding of supervisie ontvangen.

Leidinggevende vaardigheden zijn daar vereist waar

de psycholoog functioneel en organisatorisch aanwijzingen geeft aan psychologisch assistent, psychologisch medewerker of cognitief trainer. Afhankelijk van de plaats in de organisatie beschikt de psycholoog in meer of mindere mate over managementvaardigheden.

Vanzelfsprekend word van de psycholoog een passende houding en voorkomen verwacht in de contacten met patiënten en familieleden.



Daarnaast zijn in hoge mate

gangbare omgangsvaardigheden vereist in het professionele contact met huisartsen, medisch specialisten en andere verwijzers, en in contacten bij andere gelegenheden waarbij de instelling wordt vertegenwoordigd.

8.8 Trends en nieuwe ontwikkelingen


Door de diverse locale activiteiten heen zijn enkele trends en ontwikkelingen zichtbaar.



• ex
• be
• bewust
• het opst
• de trend is zichtbaar om richtlijnen ook


• Aandacht voor
• toenemende mate gebruik van
• Het lijkt erop dat cog
• Er kan worden verwacht dat


• expliciet oog voor de kwaliteit, doelmatigheid en eindigheid van de geboden zorg.
• behandeldoelstellingen
• bewust om te gaan met de beschikbare middelen.
• het opstellen van richtlijnen.
• de trend is zichtbaar om richtlijnen ook daadwerkelijk te verankeren in de zorg.


• Aandacht voor modulaire (groeps)behandeling.
• toenemende mate gebruik van cognitief-gedragstherapeutische technieken.
• Het lijkt erop dat cognitieve revalidatie, inclusief intensieve neuropsychologische revalidatie, in toenemende mate gaat behoren tot het reguliere revalidatieaanbod voor hen die cognitieve, gedragsmatige en emotionele gevolgen ondervinden van langetermijnconsequenties van hersenletsel.
• Er kan worden verwacht dat het patiëntgebonden wetenschappelijk onderzoek het behandelteam kan helpen om te leren van succes- en faalervaringen, zodat programma's en vaardigheden op empirische basis kunnen worden bijgesteld en verfijnd.