• Shuffle
    Toggle On
    Toggle Off
  • Alphabetize
    Toggle On
    Toggle Off
  • Front First
    Toggle On
    Toggle Off
  • Both Sides
    Toggle On
    Toggle Off
  • Read
    Toggle On
    Toggle Off
Reading...
Front

Card Range To Study

through

image

Play button

image

Play button

image

Progress

1/86

Click to flip

Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;

Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;

H to show hint;

A reads text to speech;

86 Cards in this Set

  • Front
  • Back

6.2 De plaats van de GGZ in de gezondheidszorg



Vanaf 1995 is een groot aantal Riagg's gefuseerd met andere aanbieders van GGZ met name met psychiatrische ziekenhuizen (intra- en semi-murale psychiatrie soms met instellingen voor beschermd wonen (RIBW's), instellingen voor vervingszorg en/ of instellingen voor jeugdhulpverlening en kinder- en jeugdpsychiatrie.



Een gevolg van deze recente ontwikkeling is dat

de - voorheen - onderscheiden rollen van de psycholoog in de ambulante GGZ en die van (afdelings)psycho­loog in de klinische psychiatrie , meer naar elkaar toegroeien.



De Riagg's zijn vanaf circa 1980 ontstaan - na een jarenlange discussie en geënt op het community mental health-concept uit de Verenigde Staten - door een samenvoeging van een lappendeken van

(regionale) instellingen die curatieve en/ of preventieve taken hadden.



De medisch-opvoedkundige bureaus (MOB's), de bureaus voor Levens- en Gezinsvragen (LGV's), de Instituten voor Medische (later: multidisciplinaire) Psychotherapie (IMP's) en de Sociaal-Psychiatrische Diensten (SPD's) waren de belangrijkste partners in de Riagg-vorming .

De kerntaken van de Riagg's waren (en zijn)



• p
• d
• p



Vanuit een multidisciplinaire benadering diende gespecialiseerde zorg en hulp (crisisinterventie, psychotherapeutische behandeling, begeleiding) te worden verstrekt aan alle groepen uit de bevolking (zowel jeugdigen en hun ouders, volwassenen en ouderen) met ernstige en/ of complexe psychische en psychosociale problematiek.

• psychische hulpverlening,
• dienst­ verlening en
• preventie.



Vanuit een multidisciplinaire benadering diende gespecialiseerde zorg en hulp (crisisinterventie, psychotherapeutische behandeling, begeleiding) te worden verstrekt aan alle groepen uit de bevolking (zowel jeugdigen en hun ouders, volwassenen en ouderen) met ernstige en/ of complexe psychische en psychosociale problematiek.

Sinds het begin van de jaren negentig van de vorige eeuw is de GGZ-sector op­ nieuw in een stroomversnelling geraakt.



Aanleiding daartoe waren de nota Onder Anderen van de toenmalige staatsecretaris Simons waarin gepleit werd voor

een sterke 'vermaatschappelijking' van de psychiatrie en de psychiatrische cliënt, en de plannen voor een stelselherziening van de (geestelijke) gezondheidszorg die was gebaseerd op de behoefte van de overheid om het groeiend beroep op - en daarmee de groeiende kosten van - de GGZ in banen te leiden.



Op inhoudelijk vlak speelden ook (nieuwe) begrippen als vraaggestuurde zorg, zorg-op-maat, continuïteit van zorg, en het denken in functies en programma 's (in plaats van het denken in instellingen met hun beperkte, bestaande aanbod) een rol in de discus­ sie.



Het gevolg van dit alles was dat Riagg's en andere GGZ-instellingen ...

hun krachten en aanbod gingen bundelen in geïntegreerde, regionale instellingen voor geestelijke gezondheidszorg.

Toch blijft de plaats van de GGZ binnen de gezondheidszorg een onderwerp van discussie in het overheidsbeleid.



Begin 1998 bracht de Raad voor de Volksgezond­heid en Zorg een nota uit over de GGZ in de 21e eeuw.



Daarin pleitte men voor een strikte afbakening van de grenzen van de GGZ; er zou een splitsing tussen cure (op genezing gerichte behandeling) en care (langdurige begeleiding en intramurale zorg) moeten worden aangebracht en de cure-sector zou veel nauwer moeten aan­ sluiten bij de algemene gezondheidszorg .



Hoewel deze adviezen door de minister van VWS niet integraal zijn overgenomen, wordt in recente beleidsnota's wel nadrukt dat


een veel grotere groep memen met psychische problematiek door de eerste lijn (huisartsen, algemeen maatschappelijk werk, eerstelijnspsycholog behandeld zal moeten worden.



Daartoe zijn de afgelopen paar jaar ook al diverse projecten gestart en financiële middelen beschikbaar gesteld om de capacitei1 de kwaliteit van de eerste lijn te versterken (o.a. het project Tussen de lijnen - het NIVEL en het Trimbos-instituut).

6.3 De primaire taken van de GGZ-instellingen



• h
• d
• p


• hulpverlening,
• dienstverlening en
• preventie.

6.3.1 Hulpverlening



2 fasen:



• a
• b

• aanmeld- of intakefase
• behandeling of begeleiding

De hulpverlening van GGZ-instellingen aan mensen met ernstige psychische problematiek kan bestaan uit een veelheid aan behandeling, begeleiding- en zorgvormen.



In de eerste fase (aanmeld- of intakefase) wordt

het probleem en de vraag verhelderd en wordt meestal een (voorlopige) diagnose gesteld. Indien noodzakelijk wordt verdergaand psychodiagnostisch onderzoek verricht met hulp van gestandaardiseerde tests of instrumenten .



Als de cliënt voldoet aan indicatiecriteria voor GGZ-hulp dan wordt in overleg met de cliënt een behandel doel en behandelplan opgesteld.

De eigenlijke behandeling of begeleiding kan bestaan uit (eventueel een combinatie van):



• g
• m
• p
• s
• r


• gespreksbehandeling of psychotherapie (individueel, in paren gezinsverband, in groepsverband),
• medicatie (psychofarmaca),
• psycho-educatie (d.w.z. voorlichting over het ziektebeeld en hoe ermee om te gaan, gericht OJ cliënt zelf en/of op direct betrokkenen),
• steunende en structurerende begeleiding, non-verbale therapieën (psychomotorisch, beeldend, musisch), en
• rehabilitatie gerichte methodieken (zoals arbeidsrehabilitatie).

Voor specifieke groepen cliënten zijn aparte therapievormen beschikbaar, zoals:



• s
• c
• a


• speltherapie voor kinderen,
• casemanagement en psychiatrisch intensieve thuiszorg voor mensen ernstige en langdurende psychiatrische problematiek,
• ambulante woonbegeleiding, enzovoort.



Ten behoeve van opgenomen cliënten worden natuurlijk ook klinisch-verpleegkundige zorg en begeleiding geleverd (woon- en verpleegfunctie.

6.3.2 Dienstverlening



Dienstverlening door de tweedelijns-GGZ aan de eerste lijn (huisartsen, maatschappelijk werk, enz.) is altijd een kerntaak van de Riagg's geweest. De dienstverlening is in principe gericht op het ondersteunen van eerstelijnsprofessionals bij het uitoefenen van hun taken voorzover het geestelijke gezondheidsproblematiek betreft.



Vormen van dienstverlening zijn



• a
• c


• c

• advisering,
• consulten


• consultatie.

Adviezen kunnen betrekking hebben op

de diagnostiek , behandeling of een verwijzing van cliënten.



Bij een consult wordt de cliënt ook

daadwerkelijk, meestal éénmalig - gezien door de GGZ-medewerker waarna meestal een advies wordt verstrekt over de aard van de problematiek en/of de te volgen gedragslijn.



Consultatie, ten slotte, is een methodiek die gericht is op

probleemverheldering; de consultatiegever dwingt door middel van vragen en samenvatten de consultatievrager om diens probleem met (de behandeling van) zijn cliënt duidelijker te omschrijven en tot een (nieuwe) aanpak of oplossing te komen.



In de praktijk zullen de verschillende vormen van dienstverlening vaak gecombineerd worden.



De dienstverlening is door het recente overheidsbeleid een

nog belangrijkere taak van de GGZ geworden, teneinde meer mensen met psychische problematiek in de eerste lijn al optimaal te kunnen behandelen.

• advisering,
• consulten


• consultatie.

• Adviezen kunnen betrekking hebben op de diagnostiek , behandeling of een verwijzing van cliënten.



• Bij een consult wordt de cliënt ook daadwerkelijk, meestal éénmalig - gezien door de GGZ-medewerker waarna meestal een advies wordt verstrekt over de aard van de problematiek en/of de te volgen gedragslijn.



• Consultatie, ten slotte, is een methodiek die gericht is op probleemverheldering; de consultatiegever dwingt door middel van vragen en samenvatten de consultatievrager om diens probleem met (de behandeling van) zijn cliënt duidelijker te omschrijven en tot een (nieuwe) aanpak of oplossing te komen.



In de praktijk zullen de verschillende vormen van dienstverlening vaak gecombineerd worden.


6.3.3 Preventie



De derde kerntaak van de GGZ is het uitvoeren van preventie en het bijdragen aan activiteiten op het gebied van de Openbare Geestelijke Gezondheidszorg (OGGZ).



Preventie in de GGZ is het op projectmatige wijze ontwikkelen en uitvoeren van preventieprogramma's:



P


S


T



• ter voorkóming van psychische problematiek (primaire preventie),
• dan wel het in een vroeg stadium signaleren van en interveniëren bij psychische problemen van specifieke doel- of risicogroepen. (secundaire preventie)
• Ook het bevorderen van een goede omgang met (blijvende) psychiatrische problematiek en preventie van terugval wordt tot het terrein van de GGZ-preventie gerekend (tertiaire preventie).

De OGGZ is een gemeentelijke verantwoordelijkheid en betreft geestelijke gezondheidszorg die wordt gegeven aan mensen die

zelf geen expliciete hulpvraag hebben.



De OGGZ kan gericht zijn op individuen (zoals bemoeizorg voor verslaafde dak- en thuislozen met psychiatrische problematiek of crisisinterventie bij acuut psychiatrische beelden), op risicogroepen (bijv. de slachtoffers van een ramp) of op collectiviteiten (bijv. de bevolking in een bepaalde regio of alle werknemers in een bepaalde bedrijfstak) .

Enkele belangrijke preventiethema's in het vorige decennium waren:



• s
• k
• d
• a


• seksueel geweld (bijv. door middel van weerbaarheidsprogramma's voor schoolkinderen),
• kinderen van ouders met psychiatrische problemen (bijv. voorlichting, gespreks­ groepen),
• depressie en suïcide (bijv. cursussen en protocollen voor de opvang van suïcidepogers),
• arbeid en arbeidsongeschiktheid (bijv. trainingen in omgaan met stress) en non-specifieke preventie (bijv. door middel van het vergroten van so­ ciale en probleemoplossende vaardigheden) (Hosman & Geelen, 1997).

Preventie-activiteiten worden meestal ontwikkeld en uitgevoerd door hiervoor vrijgestelde preventiewerkers (waaronder veel psychologen), in samenwerking met curatieve hulpverleners.



Meestal wordt ook samengewerkt met professionals uit andere instellingen (GGD'en, Thuiszorg, verzorgingshuizen, huisartsen, scho­len, enz.).



Preventieve GGZ wordt dus ….


door veel meer instellingen dan de GGZ uitgevoerd;



kenmerkend voor GGZ-preventie (in ieder geval vanuit de GGZ Midden-Brabant) is echter veelal dat het accent ligt op secundaire preventie (vroegsignalering en vroege interventies) van ernstige psychische problematiek.

6.4 Het soort cliënten en hun problematiek - de hulpvraag


6.4.1 Psychische problematiek in Nederland



De cliënten die met hun psychische problematiek bij de GGZ aankloppen, vormen slechts een (klein) deel van alle mensen met psychische problematiek in de Nederlandse bevolking.



Het recente, grootschalige, psychiatrisch-epidemiologie NEMESIS-onderzoek (Bijl et al., 1997) laat zien dat in één jaar een kleine 24% van de Nederlandse bevolking een diagnosticeerbare psychiatrische stoornis heeft.



-Stemmingsstoornissen, met name depressie (15,4%), en angststoornissen,


-vooral fobieën (19,3%) komen het meest voor, gevolgd door


-stoornissen die samengingen met het gebruik van alcohol en drugs (18,7%).



Angst- en stemmingsstoornissen komen meer voor bij

vrouwen, misbruik en afhankelijkheid van middelen meer bij mannen.



Overigens willen deze hoge percentages niet zeggen dat al de mensen ook behandeld moeten/willen worden voor hun problemen

6.4.2 Zorggebruik



Terwijl er dus onduidelijkheid bestaat over de vraag of er een toename is, is duidelijk dat het gebruik van de geestelijke gezondheidszorg fors toegenomen sinds 1980.



In 1980 maakte 4,2 per 1.000 Nederlanders gebruik van intra- of semimurale GGZ-voorzieningen (algemeen psychiatrisch ziekenhuis, deeltijdbehandeling),


in 1997 waren dat er 7,9 per 1.000 (een stijging van 88%). De extramurale voorzieningen (Riagg's, CAD's, poliklinieken en vrijgevestigde psychiaters en psychotherapeuten) lieten een stijging zien van 223%, namelijk van 13,7 naar per 1.000 Nederlanders. Voor de totale (tweedelijns-)GGZ-sector gaat het om ruim 1 miljoen cliënten per jaar.



Deze stijging van het zorg gebruik lijkt dus niet zozeer het gevolg van toegenomen problematiek, maar vooral van ...

een groter aantal verwijzingen door, met name, de huisarts naar de GGZ.

De stijging van het gebruik betreft alle typen psychische problematiek, maar toename is het sterkst voor mensen met een

depressieve stoornis.



In 1993 bestonden de grootste groepen GGZ-cliënten uit mensen met een neurotische stoornis (met name angststoornissen) of met een affectieve stoornis (vooral depressie)

Andere grote groepen gebruikers waren mensen met:



p


p


p


p

-een psychotische stoornis,


-met een psycho-organische stoornis (zoals dementie),


-een persoonlijkheidsstoornis of met


-een problematiek van middelenmisbruik of -afhankelijkheid.



Het bovenstaande maakt duidelijk waarom het overheidsbeleid op het gebied van de geestelijke gezondheidszorg in toenemende mate is gericht op versterking van de eerstelijn en van de poortwachtersfunctie van de huisarts.

In het algemeen kan dus gesteld worden dat de GGZ hulp verleent aan mensen van alle leeftijden met ernstige psychische problematiek.



Deze problematiek kan zich manifesteren in de vorm van:



• p
• a
• s
• p



• e
• p
• e
• p


• psychotische en bipolaire stoornissen;
• angst- en paniekstoornissen;
• stemmingsstoornissen;
• persoonlijkheidsstoornissen;
• eetstoornissen;
• psychische ontwikkelingsstoornissen van kinderen en jeugdigen;
• ernstige gedrags- en opvoedingsproblemen van kinderen en jeugdigen;
• psychogeriatrische en gerontopsychiatrische problematiek.



Bovenstaande stoornissen kunnen worden geclassificeerd volgens de DSM-IV. Ontbreekt deze (dreigende) psychopathologie dan kan gesproken worden van psychosociale (levensfase)problematiek. De behandeling daarvan behoort in beginsel niet tot de taak van de GGZ, maar van de eerste lijn (huisarts, maat­ schappelijk werk, eerstelijnspsycholoog). Deze psychosociale problematiek kan wel gescoord worden op As IV van de DSM-IV. Psychosociale problematiek kan samengaan met psychiatrische problematiek. In een dergelijk geval wordt de psychosociale problematiek meegenomen in de behandeling.

6.5 De verwijzing en doorverwijzing van cliënten in GGZ-instellingen



Instellingen voor GGZ vallen, zoals eerder beschreven, in het tweede (en derde) echelon. Een aanmelding kan slechts geschieden op verwijzing van erkende verwijzers.



De huisarts is

poortwachter van de GGZ-instellingen.



Personen die zich via de huisarts bij een GGZ-instelling aanmelden, worden tegenwoordig geen patiënten genoemd maar

cliënten. In 1997 kwam 46% van de aanmeldingen bij de Riaggs via de huisarts; in 1980 was dat slechts 34,2%.



Daarnaast wordt een belangrijk deel van de cliënten doorverwezen door het maatschappelijk werk.

Binnen een GGZ-instelling wordt onderzocht of een aangemelde cliënt voor bij de GGZ aan het juiste adres is.



Bij een GGZ-indicatie wordt vervolgens onderzocht wat voor soort behandeling aangeboden kan worden.



Een cliënt kan dan intern worden

doorverwezen.



Bij geen GGZ-indicatie wordt extern verwezen.

Interne doorverwijzing
In de meeste GGZ-instellingen is de zorg thans georganiseerd in zogenaamde 'zorgprogramma's'.



De belangrijkste zijn:
• Een 'v
• programma p
• programma a
• programma s
• programma e
• programma o
• programma c
• programma p
• programma (p



• Een 'voordeur'-programma (aanmelding, screening en kortdurende behandel
• programma psychotische (en bipolaire) stoornissen;
• programma angststoornissen;
• programma stemmingsstoornissen;
• programma eetstoornissen;
• programma organisch psychiatrische stoornissen;
• programma chronisch psychiatrische problematiek;
• programma persoonlijkheidsstoornissen;
• programma (pervasieve) ontwikkelingsstoornissen .

• De zorg is meestal zo georganiseerd dat een cliënt eerst

het voordeurprogramma doorloopt.



Als blijkt dat de problematiek dermate ernstig, complex of lange van aard is dat een vervolgbehandeling geïndiceerd is en/of als een kortdurende behandeling onvoldoende soelaas biedt, dan vindt de verdere behandeling plaats in een van de andere zorgprogramma's.

• Bij cliënten met een acuut psychiatrisch ziektebeeld waarbij gevaar dreigt zichzelf en/ of voor anderen wordt veelal

de GGZ-crisisdienst ingeschakeld (de via de huisarts, GGD of politie).



Deze draagt de zorg zo snel mogelijk weer ave de eerste lijn of aan een van de andere zorgprogramma's.


• In een aantal gevallen wordt overgegaan tot

een klinische opname (derde echelon, intramurale ).



Het beleid van de laatste jaren is om het aantal opnamen en de duur van een opnam zo veel mogelijk te beperken vanwege de negatieve aspecten die (ook) aan opname kleven (zoals hospitalisering, afhankelijkheid, of stigmatisering).



• Tegenwoordig wordt overigens ook gestreefd naar continuïteit van zorg en wordt zo min mogelijk

intern doorverwezen en zo veel mogelijk dezelfde behandelaar gehouden, of men nu ambulant, in deeltijd of klinisch behandeld wordt.

6.6 De specifieke taken en werkzaamheden van de psycholoog in de GGZ



De gemeenschappelijke taak van psychologen in de GGZ is het verlenen en/ of waarborgen van zorg aan cliënten, met als doel het herstel of dragelijk maken van psychische stoornissen. Daarnaast worden psychologen ingezet bij preventie- en dienstverleningstaken.
Er zijn binnen de GGZ verschillende afdelingen en teams waar psychologen
werkzaam kunnen zijn.



Hieronder worden de (mogelijke) verschillende teams et de specifieke taken van de psycholoog beschreven.



Het betreft:
• het p
• het a
• het b
• de l

• het preventie­ team,
• het aanmeldteam,
• het behandelteam en
• de langdurende zorg.

6.6.1 Preventieteam



Psychologen in de GGZ kunnen in het algemeen twee: rollen of hoedanigheden betrokken zijn bij preventie-activiteiten, namelijk als



• i
• m


• (inhoudelijk deskundige) hulpverlener of als
• (methodisch deskundige) preventiewerker.


(inhoudelijk deskundige) hulpverlener



Als hulpverlener die een bijdrage levert aan de ontwikkeling en uitvoering van, bijvoorbeeld , een cursus of een groepsaanbod wordt men vooral aangesproken op


inhoudelijke kennis (over psychopathologie) en technische vaardigheden (bijv. gedragsgerichte interventies) waarover men als therapeut dient te beschikken .



Het blijkt in de praktijk echter vaak moeilijk voor hulpverleners om hun houding en werkwijze als hulpverlener los te laten en meer als cursusleider, trainer of voor­lichter op te treden; soms heeft men daar bijscholing voor nodig.

(methodisch deskundige) preventiewerker.



Bij het uitvoeren van preventietaken kan de psycholoog gebruikmaken van



• zijn kennis en vaardigheden op het methodische vlak, zoals de constructie, validering, afname en verwerking van vragenlijsten (psychometrische hulpmiddelen).
• Ook het analyseren van de (individuele en sociale) determinanten van (risico-)gedrag, en het op een stimulerende wijze omgaan en samenwerken met mensen van diverse pluimage , vereisen nogal wat van de psycholoog als preventiewerker.
• Ten slotte is ook vakinhoudelijke kennis zeer nuttig als men een preventieprogramma gaat ontwikkelen , evalueren of implementeren.
• Zo is kennis van psychopathologie, in het algemeen en bij specifieke leeftijdsgroepen, onontbeerlijk voor een GGZ-preventiewerker en hetzelfde geldt voor
• (enige) kennis van (en eventueel ervaring met) psychotherapeutische en psychiatrische interventies.


In het intakegesprek dient de hulpverlener gegevens te verzamelen over:



-het proces van verwijzing, het ontstaan en verloop van de klacht( en), de directe aanleiding tot aanmelding bij de GGZ, de invloed van de klachten op het (somatisch, psychisch, relationeel en sociaal) functioneren van de hulpvrager, en ave wenste hulp (wat wil de hulpvrager bereiken/veranderen?).



Op deze manier vindt een beoordeling plaats van de complexiteit van de klacht en van de beïnvloedbaarheid ervan.



In onderhandeling met de cliënt is allereerst aan de orde:


of er sprake is van een enkelvoudige of meervoudige problematiek.



Op basis van een gezamenlijke theorie van hulpverlener en cliënt wordt óf een behandelplan opgesteld voor kortdurende therapie (maximaal vijf gesprekken) óf wordt verwezen naar een behandelteam.

Binnen een aanmeldteam van een GGZ-instelling zijn meestal maatschappelijk werkers, sociaalpsychiatrisch verpleegkundigen, psychologen en een psychiater werkzaam.



In de praktijk zijn er weinig verschillen in de werkzaamheden v. disciplines. Formeel gezien is de psycholoog eindverantwoordelijke met betrekking tot de behandeling.



Dat wil zeggen dat

maatschappelijk werkers en psychiatrische verpleegkundigen wel zelfstandig behandelingen uitvoeren en dat de psycholoog hoofdbehandelaar is.



Ook psychiaters zijn vaak eindverantwoordelijk voor een behandeling en ze zijn in alle gevallen medisch eindverantwoordelijk.

Met name van de psycholoog wordt verwacht dat hij wetenschappelijk gaat.



Dit houdt in dat de psycholoog

hypothesen opstelt over de aard van problematiek en de meest geëigende behandeling en deze toetst.



De psycholoog maakt daarbij gebruik van het hypothese toetsend model.

De psycholoog in het aanmeldteam dient vooral een generalist te zijn: een hulpverlener met

breed zicht op de beschikbare hulpverleningsmogelijkheden binnen de GGZ (en daarbuiten). Bij advies, consult en case finding dient zijn deskundigheid te worden aangevuld met een dienstverlenende attitude.

Psychodiagnostiek vervult een ondersteunende functie binnen het behandel en hulpverleningsbeleid van de GGZ.



Door middel van psychodiagnostiek wordt de vraag beantwoord of

een aangemelde cliënt voor hulp bij de GGZ aan het goede adres is.



Tevens wordt nagegaan hoe de gerapporteerde klachten (en de vraag) kunnen worden begrepen en op welke wijze de cliënt het beste kan "" geholpen. Psychodiagnostiek vindt dan ook zo veel mogelijk bij aanmelding bij 'de voordeur' plaats, voordat de behandeling is gestart.

Er wordt psychodiagnostisch onderzoek verricht bij cliënten (van alle leeftijden) met psychologische, neuropsychologische of psychiatrische problemen die voor behandeling zijn aangemeld bij de GGZ of waarvoor door een externe instantie een psychodiagnostische onderzoek wordt aangevraagd.



Er kan een onderscheid worden gemaakt tussen:



s


u


-screenende (standaard-)onderzoeken en


-uitgebreide onderzoeken.

De screeningsonderzoeken worden vooral tijdens de intakefase verricht om

een eerste verkenning van de verschillende onderzoeksdomeinen te geven.



Het onderzoek kan bestaan uit een klachteninventarisatie, een beknopt intelligentie onderzoek, een analyse van het interpersoonlijk gedrag en een onderzoek gericht op drijfveren en copingvaardigheden. In combinatie met de gegevens uit het intake gesprek, de anamnese en de opgevraagde informatie, kan een screenend onderzoek aanvullende informatie over de cliënt verschaffen.

Met betrekking tot de uitgebreide onderzoeken kan grofweg een onderscheid gemaakt worden in onderzoeken die zich richten op:



• n
• n
• p


• het niveau en de structuur van de intelligentie
• neuropsychologisch onderzoek en
• persoonlijkheidsonderzoek .



In de praktijk worden de uitgebreide onderzoeken meestal aangevraagd als de behandeling al is gestart maar stagneert. De behandelaar kan dan de vraag stellen of intellectuele , neuropsychologische of persoonlijkheidsfactoren hierbij een rol spelen.

In de praktijk worden de uitgebreide onderzoeken meestal aangevraagd als

de behandeling al is gestart maar stagneert.



De behandelaar kan dan de vraag stellen of intellectuele , neuropsychologische of persoonlijkheidsfactoren hierbij een rol spelen.

De bepaling van het niveau en de structuur van de intelligentie



De bepaling van het niveau en de structuur van de intelligentie heeft tot doel
om


een beeld te vormen over de sterke en zwakke kanten van het intellectuele en cognitieve functioneren van de cliënt.



Het onderzoek geeft tevens een beeld van iemands werkwijze, zijn manier van omgaan met taken, concreet, abstract of asso­ ciatief denken, organisatie- en planningsvermogen en flexibiliteit. Deze gegevens kunnen aanbevelingen opleveren voor de behandeling of begeleiding .

neuropsychologisch onderzoek



Het doel van neuropsychologisch onderzoek is het


identificeren , meten en be­schrijven van veranderingen in gedrag die gerelateerd zijn aan een minder goede werking van de hersenen.



Neuropsychologisch onderzoek gaat niet alleen om de organiciteitsvraag maar vooral om het in kaart brengen van de hogere cognitieve functies zoals de perceptie , de aandacht en het geheugen, de taal, de motoriek en visuoconstructieve vaardigheden.



Kortom, het proces van informatieverwerking en het leervermogen staan bij dit onderdeel centraal.

persoonlijkheidsonderzoek



Tijdens het persoonlijkheidsonderzoek worden


de kenmerken van de persoonlijk­ heidsstructuur en de sociaal-emotionele ontwikkeling in kaart gebracht.



Voor de keuze van de behandeling is het van belang zicht te krijgen op het beeld dat de cliënt van zichzelf heeft en zijn visie op (de oorsprong van) zijn klachten. Het doel is meer zicht te krijgen op zowel de aard als de kracht van de afweerstruc­tuur, het contact met de realiteit, de integratieve mogelijkheden , kortom de ik­ structuur en ik-sterkte.



Ook krijgt men meer zicht op de driften en de gewetens­ vorming. Men kan op deze wijze werkhypotheses vormen met betrekking tot de emotionele binnenwereld , de intrapsychische (onbewuste) conflicten, wensen, angsten, preoccupaties , (on)bewuste belevingen van vroege en latere objectrela­ties.



Persoonlijkheidsvariabelen worden in kaart gebracht met behulp van vragen­ lijsten, interview en projectief materiaal.

Het psychodiagnostisch onderzoek wordt uitgevoerd door de psychologisch assistente en/ of de psychodiagnostisch medewerkende en de bevindingen worden in een rapport aan de psycholoog beschreven. De psycholoog bestudeert de gegevens (informatie uit de intakefase, anamnese , onderzoeksbevindingen), interpreteert ze, maakt een samenvatting en trekt conclusies met betrekking tot de vraag­ stelling. De psycholoog beëindigt het rapport indien mogelijk met een behandel­ advies.



Naast een schriftelijke rapportage aan de aanvrager, krijgt de cliënt meestal


een mondelinge toelichting van de bevindingen door de verantwoordelijke onder­ zoeker, meestal de psycholoog.

Kortdurende behandeling



Ongeveer veertig procent van alle aangemelde cliënten heeft slechts kortdurend contact met de GGZ.



Op basis van een actueel probleem wordt er gewerkt aan


met de cliënt overeengekomen duidelijk omschreven doelstelling, in maximaal vijf gesprekken binnen een tijdslimiet van zes maanden.

Kortdurende behandeling is geïndiceerd bij cliënten met

enkelvoudige (lichtere) psychische problematiek, bij cliënten die weinig gemotiveerd zijn voor behandeling, of bij cliënten met vage klachten en met weinig inzicht in hun situatie.



Meestal gaat het dus om het op gang brengen van een veranderingsproces om de cliënt (weer) verder te helpen in een stagnerend veranderingsproces tot het moment dat de zelfredzaamheid van de cliënt groot genoeg is om weer zelfstandig verder te kunnen.

Wanneer de klachten ernstiger van aard zijn en de cliënt is gemotiveerd voor handeling, kan hij worden doorverwezen naar

een behandelteam.

6.6.3 Behandelteam



In een behandelteam wordt specifieke aandacht geschonken aan bepaalde problematiek, zoals stemmingsstoornissen of angststoornissen.



De behandelmethode bestaan uit

medicatie (psychofarmaca) en/ of vormen van psychotherapie.



Naast op verandering of genezing gerichte behandelingen wordt in een behandelteam ook steunende en structurerende begeleiding gegeven.



Begeleidende gesprekken zijn geïndiceerd voor cliënten die onvoldoende profiteren var psychotherapeutische behandeling (onder andere door gebrek aan motivatie, inzicht, affiniteit met de behandeling of een onvoldoende stabiele omgeving).

Begeleidende gesprekken zijn geïndiceerd voor cliënten die

onvoldoende profiteren van psychotherapeutische behandeling (onder andere door gebrek aan motivatie, inzicht, affiniteit met de behandeling of een onvoldoende stabiele omgeving).

De meest toegepaste psychotherapeutische behandelvormen (Nederlandse Vereniging voor Psychotherapie, 1997)



• P
• G
• C
• C
• I
• K


• Psychoanalytische Psychotherapie
• Gedragstherapie
• Cognitieve gedragstherapie
• Cliëntgerichte psychotherapie
• Interpersoonlijke psychotherapie
• Kinder- en jeugd psychotherapie

Psychoanalytische Psychotherapie



De term psychoanalyse verwijst zowel naar een methode van onderzoek, van analyse van de menselijke geest (psyche) als naar de behandelmethode die met 'psychoanalyse' wordt aangeduid.



Sigmund Freud is de grondlegger van de psychoanalytische theorie en de behandelmethode die daarop gebaseerd is. In de psychoanalytische therapieën staat het identificeren en begrijpen van dieper­ liggende achtergronden van de klachten centraal. Er kan bijvoorbeeld gedacht worden aan intrapsychische problematiek, dat wil zeggen dat het gaat om onbewuste i n nerlijke wensen en motie­ ven.



Het bieden van inzichtgevende/ontdekkende therapie is beperkt geïndiceerd.


Belangrijk criterium voor de toepassing van de therapie is de aanwezigheid van…...

introspectief vermogen, dat wil zeggen dat de cliënt zelf verbanden kan leggen tussen zijn klachten en zijn verleden en of hij bereid is zich verder in zichzelf te verdiepen.

Gedragstherapie



Gedragstherapie is een vorm van psychotherapie waarin het menselijk gedrag in wisselwerking met ongevingsfactoren centraal staat.



Gedragstherapie gaat ervan uit dat


alle gedrag kan worden aan­ en afgeleerd.



Iemand die psychische problemen heeft, kan leren anders te denken of dingen anders aan te pakken dan voorheen.



Gedragstherapie is gericht op het opheffen van concrete problemen of klachten. Stapsgewijs werkt de cliënt aan een van tevoren geformuleerd doel. In een gedragstherapie kan de cliënt leren om dingen anders aan te pakken, waardoor hij minder last heeft van het probleem dat in de therapie centraal staat.



Een gedragstherapeut werkt vaak met oefeningen (bijv. ontspanningsoefeningen) en opdrachten {bijv. registratieopdrachten).

Cognitieve gedragstherapie



De met gedragstherapeutische technieken aangevulde cognitieve therapie richt zich op


het identificeren en veranderen van disfunctionele cognities en emoties bij de cliënt.



Het betreft de aanwezigheid van negatieve 'automatische' gedachten, systematische, logische denkfouten en schema's waarmee de cliënt de omgeving en het verleden ordent.



De cognitieve therapie is gericht op de behandeling van interne gedragingen, c.q. de manier waarop de cliënt over belangrijke persoonlijke ervaringen nadenkt.



De gedragstherapeutische component richt zich op het aanleren, voorschrijvenen oefenen van behandelingsstrategieën voor gewenst gedrag.

Cliëntgerichte psychotherapie



Cliêntgerichte psychotherapie werd tot voor kort vaak Rogeriaanse psychotherapie genoemd, naar haar belangrijkste grondlegger, de Amerikaanse psycholoog Carl Rogers.



Een belangrijk uitgangspunt van cliëntgerichte psychotherapie is


dat ieder mens ernaar streeft die persoon te zijn die hij werkelijk is en datgene te doen, wat hij werkelijk wil.



Psychische problemen en klachten wijzen er vaak op dat iemand is vastgelopen in zijn persoonlijke ontwikkeling. Cliëntgerichte psychotherapie heeft daarom tot doel te laten ervaren wie iemand is, wat hij wil en wat hem belemmert in het leven.

Interpersoonlijke psychotherapie



Interpersoonlijke psychotherapie is gericht op het verminderen van


symptomen en het leren van vaardigheden aan de cliënt om beter om te gaan met sociale en interpersoonlijke problemen.



De in­terpersoonlijke psychotherapie is een focale, op het 'hier en nu' gerichte en in de tijd gelimiteerde vorm van psychotherapie. De therapie baseert zich op de samenhang tussen interpersoonlijke problemen en psychische problematiek.



De focus kan zijn:
• abnormale rouwreacties op het overlijden van dierbaren;
• strijd tussen personen over sociale rollen;
• een moeizame overgang tussen sociale rollen;
• sociale tekortkomingen.


Systeemtherapie



Systeemtherapie ( relatie/gezinstherapie) wordt geboden wanneer er sprake is van een sterke verwevenheid tussen het functioneren van de cliënt en de systeem leden en/of wanneer relaties tussen de leden van het systeem/gezin onder druk staan.



De systeemtherapie richt zich op


interpersoonlijke problemen die tot uiting komen in relatieconflicten, communicatieproblemen en seksuele problemen binnen de relatie.



De therapie is erop gericht de problematiek een reële plaats te geven in de beleving en het functioneren van het systeem en het evenwicht binnen de relatie te herstellen.



Kenmerkend voor deze vorm van therapie is dat partners of gezinsleden samen in psychotherapie zijn. De psychotherapeut kijkt vooral naar de wisselwerking tussen partners of gezinsleden.

Kinder- en jeugd psychotherapie



Kinder- en jeugdpsychotherapie richt zich op kinderen en jongeren tot ongeveer twintig jaar.



De kinder- of jeugd psychotherapeut werkt samen met het kind of de jongere aan de problemen, op een manier die is aangepast aan


de leeftijd en ontwikkelingsfase van het kind. In een kindertherapie spelen vaak belangrijker dan praten.



Bij kinderen tot twaalf jaar vindt de therapie doorgaans plaats in een spelkamer, waar het kind zich met behulp van het aanwezige materiaal kan uiten.



Meestal worden de ouders of verzorgers bij de therapie betrokken. Omdat kinderen zijn ingebed in gezin (zie ook systeemtherapie) is het noodzakelijk om enerzijds het kind te helpen en ander afstemming te zoeken met de ouders of opvoeders.



De ouderbegeleiding kan bestaan uit gesprekken waarin de opvoeding en het gezinsleven besproken worden. Naast ouderbegeleiding zijn andere vormen van begeleiding nodig, zoals het begeleiden op school of i n de thuissituatie.

De psycholoog en met name de psychotherapeut verricht psychotherapeutische behandelingen.



In de nota Nadere Definiëring Psychotherapie (NVP, 1993) w psychotherapie als volgt omschreven:



Psychotherapie is gericht op


het verminderen van een psychische stoornis de daaraan verbonden klachten, bij kinderen, jeugdigen, volwassenen en 0\ ren, individueel of in systeemverband.



Het is de psychologische behandeling van die aspecten van het psychisch functioneren die de stoornis en daaraan verbonden klachten in standhouden. gebeurt door middel van systematisch toepassen van door de beroepsgroep algemeen aanvaarde en omschreven psychotherapeutische methoden, op zichzelf combinatie met elkaar of/ en met andere vormen van behandeling.

Psychotherapie bestaat uit een reeks van gesprekken waarin de methode w toegepast, nadat de behandelaar er zich van heeft vergewist welke psychische stoornis aanwezig is, de etiologie heeft ingeschat en een methode heeft gekozen die opportuun is voor de betrokken cliënt, mede in overweging genomen de gelijkheden van de cliënt om therapie te volgen.



De psychotherapie wordt uitgevoerd door


de beroepsbeoefenaar die door de overheid daartoe bevoegd wordt geacht.



In de behandeling presenteert de behandelaar zich als psychotherapeut en verbindt zich aan de verantwoordelijkheden en taken volgens de regels van het beroep, respectievelijk volgens de verschil de gedragsregels, c.q. tuchtrecht.

Samengevat:



Psychotherapie omvat diagnostiek, indicatiestelling, uitvoering en evaluatie van een psychologische behandeling van psychische stoornissen conform de daarvoor erkende methoden door een daartoe bevoegde functionaris.



Psychotherapeuten gaan tegenwoordig vaak eclectisch te werk:

ze combineren benaderingen die ooit als aparte behandelingsvormen zijn ontwikkeld.



Ook niet­ psychotherapeuten (zoals de gezondheidszorgpsycholoog) maken gebruik van deze methoden en technieken met als doel klachten te verminderen en/ of gedrag te veranderen.

6.6.4 Langdurende zorg



Binnen het circuit Langdurende zorg gaat het om al langer bij de GGZ bekende cliënten.



Op grond van het hulpverleningsverleden en de psychiatrische diagnostiek kan verwacht worden dat de betreffende cliënten of hun omgeving ook in de toekomst regelmatig een beroep zullen blijven doen op de GGZ.



Dit komt voort uit

één of meer blijvende psychische functiestoornissen en veelal blijvende beperkingen in het alledaagse sociaal en praktisch functioneren van de cliënt.



De tekorten manifesteren zich op meerdere levensgebieden. Herstel is echter niet uitgesloten en kan ook doel zijn van de behandeling.

In dit circuit zijn voornamelijk sociaal-psychiatrisch verpleegkundigen werkzaam. De binnen het circuit werkzame psycholoog coördineert vaak en voert steunen­ de/structurerende gesprekken. Daarbij wordt gebruikgemaakt van een speciaal zorgmodel.



In dit zorgmodel voor cliënten met chronisch psychiatrische problematiek wordt ervan uitgegaan dat

de zorg gericht moet worden op de beperkingen en handicaps voortvloeiend uit de biopsychosociale problematiek.



Getracht wordt aan te sluiten bij de wensen en behoeften van de individuele cliënt ('zorg op maat').

Herstel en rehabilitatie zijn hierbij de kernbegrippen.



Het gaat hier om herstel
in de betekenis van 'herstellen mét de ziekte' en niet 'ván' de ziekte.



Herstellen is een persoonlijk, uniek proces waarin iemand de draad (weer) probeert op te pak­ ken en opnieuw inhoud en richting aan zijn leven tracht te geven (Anthony, 1994).



Herstellen is iets dat mensen met psychische beperkingen


zélf doen en het is vooral te beschouwen als een ontwikkelings- en leerproces. Anderen (hulpverle­ ners, familie, vrienden) kunnen de cliënt hierbij ondersteunen.



Met rehabilitatie wordt beoogd dat cliënt (opnieuw) leert sociale rollen te ver­vullen, een tijdstructurering te kiezen die als zinvol wordt ervaren en zelf verantwoordelijkheid te dragen voor de bevrediging van de eigen behoeften.

Met rehabilitatie wordt beoogd dat cliënt (opnieuw)

leert sociale rollen te ver­vullen, een tijdstructurering te kiezen die als zinvol wordt ervaren en zelf verantwoordelijkheid te dragen voor de bevrediging van de eigen behoeften.

6.7 De belangrijkste vaardigheden van de psycholoog in de GGZ



Binnen de GGZ zijn er voor psychologen verschillende functies te verrichten : (of junior-) psychologen, gezondheidszorgpsychologen, klinisch psychologe psychotherapeuten.



Het belangrijkste onderscheid tussen een basispsycholoog de andere psychologen binnen de GGZ is dat

de basispsycholoog onder begeleiding van de klinisch psycholoog of psychotherapeut werkt.



De basispsycholoog heeft naast de universitaire studie psychologie (nog) geen postdoctorale opleiding gevolgd en komt meestal 'rechtstreeks' van de universiteit.



De gezondheidspsycholoog, klinisch psycholoog en psychotherapeut heeft naast hun doctoraal examen een aanvullende postdoctorale opleiding gevolg worden dan ook (veel) hogere eisen aan hen gesteld qua vaardigheden, kennis en verantwoordelijkheden.

Tot de belangrijkste kwaliteiten van de psycholoog binnen de GGZ behoren:



• s
• s
• h
• v



• sociale vaardigheden omdat de psycholoog in teamverband (met ander disciplines)
• kunnen samenwerken.
• Ten aanzien van cliënten worden zeer hoge eisen gesteld aan houdingsaspecten,
luistervaardigheden, geduld, invoelend vermogen en methode van gespreksvoering.
• Ook wordt van de psycholoog verwacht dat hij zijn vakkennis bijhoudt door vakliteratuur, supervisie en (thema)bijeenkomsten.

Zoals eerder beschreven, zijn er verschillende teams waar psychologen werkzaam kunnen zijn.



Samenvattend moet een psycholoog in staat zijn om:


• b
• g
• p
• v
• e
• k


• c
• w



Verder wordt van de (senior)psycholoog verwacht dat hij


• v
• b



Psychologen die als preventiewerker in de GGZ willen werken, dienen te beschikken over
• a
• t

Samenvattend moet een psycholoog in staat zijn om:



• in teamverband bij te dragen aan de indicatiestelling, gebaseerd op het eigen gebied, alsmede het opstellen van behandelplannen , het evalueren en zor bijstellen daarvan;
• generalistische behandelingen te verrichten ten behoeve van groepen en individuele cliënten en hun systeem;
• psychodiagnostisch onderzoek te doen, individuele (deel)behandelplannen ' stellen en aanpak en behandelvorm te kiezen,
• aan de hand van het totaalplan cliëntbesprekingen te leiden of te voeren,
• de zelfopgestelde behandelplannen te evalueren en zonodig bij te stellen;
• de kwaliteitsbewaking in het behandelteam waarin hij werkzaam is, actief te bevorderen.


Daarnaast moet de psycholoog
• consultatie kunnen geven aan collega's in andere instellingen.
• Desgevraagd kan de psycholoog ook bijdragen aan (toegepast) wetenschappelijk onderzoek in de instelling.



Verder wordt van de (senior)psycholoog verwacht dat hij
• een bijdrage levert aan de totstandkoming, vernieuwing en evaluatie van het behandelbeleid op teamniveau en desgevraagd
• beleidsvoorbereidend werk verricht ten behoeve van zorginnovatie in de instelling. Bij dit laatste kan men denken aan het ontwikkelen van behandelmodulen, een protocol of een zorgprogramma.



Psychologen die als preventiewerker in de GGZ willen werken, dienen te beschikken over
• een breed pakket van algemene kennis en vaardigheden met betrekking tot sociale interventies en
• de toepassing daarvan op het brede terrein van de (geestelijke) gezondheidszorg (Saan et al., 1995). Dit zijn vaardigheden en kwaliteiten die meestal niet specifiek voor psychologen zijn, maar wel verwacht worden van academici met een gedragswetenschappelijke opleiding.

Samenvattend moet een psycholoog in staat zijn om:


• b
• g
• p
• v
• e
• k


• c
• w


• in teamverband bij te dragen aan de indicatiestelling, gebaseerd op het eigen gebied, alsmede het opstellen van behandelplannen , het evalueren en zor bijstellen daarvan;
• generalistische behandelingen te verrichten ten behoeve van groepen en individuele cliënten en hun systeem;
• psychodiagnostisch onderzoek te doen, individuele (deel)behandelplannen ' stellen en aanpak en behandelvorm te kiezen,
• aan de hand van het totaalplan cliëntbesprekingen te leiden of te voeren,
• de zelfopgestelde behandelplannen te evalueren en zonodig bij te stellen;
• de kwaliteitsbewaking in het behandelteam waarin hij werkzaam is, actief te bevorderen.


Daarnaast moet de psycholoog
• consultatie kunnen geven aan collega's in andere instellingen.
• Desgevraagd kan de psycholoog ook bijdragen aan (toegepast) wetenschappelijk onderzoek in de instelling.


Verder wordt van de (senior)psycholoog verwacht dat hij


• v
• b



Verder wordt van de (senior)psycholoog verwacht dat hij
• een bijdrage levert aan de totstandkoming, vernieuwing en evaluatie van het behandelbeleid op teamniveau en desgevraagd
• beleidsvoorbereidend werk verricht ten behoeve van zorginnovatie in de instelling. Bij dit laatste kan men denken aan het ontwikkelen van behandelmodulen, een protocol of een zorgprogramma.



Psychologen die als preventiewerker in de GGZ willen werken, dienen te beschikken over
• a
• t


Psychologen die als preventiewerker in de GGZ willen werken, dienen te beschikken over
• een breed pakket van algemene kennis en vaardigheden met betrekking tot sociale interventies en
• de toepassing daarvan op het brede terrein van de (geestelijke) gezondheidszorg (Saan et al., 1995). Dit zijn vaardigheden en kwaliteiten die meestal niet specifiek voor psychologen zijn, maar wel verwacht worden van academici met een gedragswetenschappelijke opleiding.

Zoals eerder beschreven, zijn er verschillende teams waar psychologen werk: kunnen zijn. Samenvattend moet een psycholoog in staat zijn om:



• in teamverband bij te dragen aan de indicatiestelling, gebaseerd op het eigen gebied, alsmede het opstellen van behandelplannen , het evalueren en zonodig bijstellen daarvan;
• generalistische behandelingen te verrichten ten behoeve van groepen en individuele cliënten en hun systeem;
• psychodiagnostisch onderzoek te doen, individuele (deel)behandelplannen ' stellen en aanpak en behandelvorm te kiezen,
• aan de hand van het totaalplan cliëntbesprekingen te leiden of te voeren,
• de zelf opgestelde behandelplannen te evalueren en zonodig bij te stellen;
• de kwaliteitsbewaking in het behandelteam waarin hij werkzaam is, actief te bevorderen.

6.8 Trends en nieuwe ontwikkelingen



• De rollen van …..
• Doordat de lichtere en enkelvoudige psychische problematiek in toenemende mate in de eerste lijn zal worden behandeld, betekent dat …….
• De consu…….
• Ook speciale……..


• Het meer e..


• w…..


• De rollen van psycholoog in de ambulante GGZ en in de intramurale GGZ groeien meer naar elkaar toe.
• Doordat de lichtere en enkelvoudige psychische problematiek in toenemende mate in de eerste lijn zal worden behandeld, betekent dat voor de psycholoog in de tweede lijn dat hij zwaardere en complexere problematiek te behandelen zal krijgen.
• De consultatieve ondersteuning van de eerste lijn. Dit houdt in dat er door eerstelijnswerkers meer een beroep gedaan kan worden op de GGZ-psycholoog, bijvoorbeeld op het gebied van (gespecialiseerde) psychodiagnostiek.
• Ook speciale groepen cliënten (zoals allochtonen en vluchtelingen) en specifieke invalshoeken zoals met arbeidgerelateerde psychische problematiek, zullen de komende jaren meer tijd en aandacht van de psycholoog in de GGZ vergen.


• Het meer evidence based en geprotocolleerd werken in de GGZ


• werkdruk toename van psychologen in de GGZ

De rollen van psycholoog in de ambulante GGZ en in de intramurale GGZ groeien meer naar elkaar toe.



Dit kan betekenen dat

de (senior)psycholoog of psychotherapeut medeverantwoordelijk wordt voor het behandel- en zorgbeleid op de klinische afdeling waar zijn cliënten verblijven.



In de sector 'langdurende zorg' zou de psycholoog in toenemende mate een voortrekkersrol kunnen vervullen bij de ont­ wikkeling en implementatie van rehabilitatiegerichte methoden in de dagelijkse praktijk, zoals het ontwikkelen van vaardigheidstrainingen.

Doordat de lichtere en enkelvoudige psychische problematiek in toenemende mate in de eerste lijn zal worden behandeld, betekent dat voor de psycholoog in de tweede lijn dat

hij zwaardere en complexere problematiek te behandelen zal krijgen.

Een andere ontwikkeling betreft de consultatieve ondersteuning van de eerste lijn.



Dit houdt in dat er door eerstelijnswerkers meer beroep gedaan kan worden op de GGZ-psycholoog, bijvoorbeeld op het gebied van (gespecialiseerde) psycho­ diagnostiek. Binnen de GGZ Midden-Brabant loopt in samenwerking met de huis­ artsen het project Psycholoog op afroep.



Dit project heeft tot doel


de werkdruk van huisartsen met veel achterstandscliënten in hun praktijk te verminderen en de drempel naar GGZ-hulpverlening voor cliënten met psychische problematiek te
verlagen.

Ook speciale groepen cliënten (zoals allochtonen en vluchtelingen) en specifieke invalshoeken zoals

met arbeidgerelateerde psychische problematiek, zullen de komende jaren meer tijd en aandacht van de psycholoog in de GGZ vergen.

Het meer evidence based en geprotocolleerd werken in de GGZ is een andere wikkeling.



Evidence based werken is gebaseerd op

empirische inzichten (bijv op basis van onderzoeken naar de effectiviteit van bepaalde behandelingsvorm.



Geprotocolleerd werken houdt in het werken met een

stappenplan of een structuur.



Deze ontwikkeling wordt niet door iedereen toegejuicht; de 'mens achter de klacht' zou uit het oog worden verloren en de praktijk van de cliënt-hulpverlenerrelatie zou niet in wetenschappelijke begrippen en schema's te vatten zijn.



Er lijkt echter een onomkeerbare ontwikkeling richting verdere rationalisering aan de gang binnen de GGZ. Volgens Emmelkamp (1999) dient bij een aantal klachten (paniek, agorafobie, sociale fobie, dwangstoornis, depressie, boulimia en relatieproblemen) een geprotocolleerde behandeling de eerste keuze te omdat die in voldoende mate effectief en doelmatig zijn gebleken en er geen wijzen zijn dat een idiosyncratische behandeling voor deze klachten meer effect zou sorteren.



Emmelkamp voorziet dat dit soort behandelingen tot een doelgericht gebruik van middelen in de GGZ zal leiden, onder andere, omdat ze kunnen worden uitgevoerd door minder hoogopgeleide, en dus minder dure krachten kan betekenen dat duurdere krachten, zoals (senior)psychologen, de moeilijke cliënten kunnen behandelen, de paraprofessionals kunnen trainen en superviseren, en nieuwe protocollen kunnen gaan ontwikkelen en toetsen op effectiviteit en doelmatigheid.


Ten slotte is het mogelijk dat door een combinatie van de zwaardere en meer complexe problematiek van cliënten én de steeds hogere eisen ten aanzien van kwaliteit en productiviteit, de werkdruk van psychologen in de GGZ ….


flink zal toenemen.



Het is dan ook van groot belang dat GGZ-organisaties voldoende ruimte en or steuning bieden (vooral voor supervisie en intervisie, coaching door ervaren lega's) aan hun medewerkers zodat zij zelf niet het slachtoffer van bumout den.



De sector GGZ zal naar verwachting ook in de toekomst een belangrijk er zeer boeiend en stimulerend werkveld voor psychologen blijven.