• Shuffle
    Toggle On
    Toggle Off
  • Alphabetize
    Toggle On
    Toggle Off
  • Front First
    Toggle On
    Toggle Off
  • Both Sides
    Toggle On
    Toggle Off
  • Read
    Toggle On
    Toggle Off
Reading...
Front

Card Range To Study

through

image

Play button

image

Play button

image

Progress

1/68

Click to flip

Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;

Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;

H to show hint;

A reads text to speech;

68 Cards in this Set

  • Front
  • Back

4.1 Inleiding en casuïstiek



Eerstelijnspsychologen vormen sinds het begin van de jaren tachtig van de vorige eeuw in de organisatie van de Geestelijke Gezondheidszorg (GGZ) een nieuw element.



Voorheen werd een psycholoog geraadpleegd voor psychische problemen, al of niet op aanraden van een huisarts, een specialist of een instelling die een behandeling verrichtte.


De eerstelijnspsycholoog heeft in de laatste jaren een specifieke en beperkte taak gekregen:


een kortdurende, algemene behandeling die gericht is op het in gang zetten van veranderingsprocessen en het herkrijgen van evenwicht.



De aanpak is gebaseerd op de gangbare therapeutische methoden waarvan wetenschappelijk is aangetoond dat ze het meest succesvol zijn.

4,2 De plaats van de eerstelijnspsycholoog in de gezondheidszorg



De politiek en de organisaties van psychologen en gezondheidszorgwerkers hebben gemeend dat een verbetering van de organisatievorm de psycholoog sneller beschikbaar zou kunnen maken en

dat de samenwerking met anderen die als eersten bereikbaar zijn voor de hulpzoekers, de efficiëntie en effectiviteit van de GGZ in Nederland zou verbeteren en daarmee goedkoper zou worden.

De eerstelijnspsycholoog is:


• direct beschikbaar via de huisarts,
• hij heeft geen wachtlijst,
• hij hanteert alle psychische problemen die worden aangeboden of verwijst door als de problematiek te ernstig is om in de eerste lijn te worden behandeld.
• Zijn behandeling is kortdurend en klachtgericht en
• hij onderhoudt een goed contact met de werkers in de tweede lijn zodat verwijzingen en consultatieve diensten direct en zonder omwegen kunnen plaatsvinden.
• Hij is op de hoogte van de regionale sociaal-culturele kenmerken en
• hij houdt nauw contact met andere eerstelijnswerkers;



hun terreinen hebben raakvlakken en overlappen soms gedeeltelijk zodat snelle en efficiënte uitwisseling van gegevens en informatie is gegarandeerd.



De eerstelijnspsycholoog vormt samen met de maatschappelijk werkende en met de huisarts als

verdeler van de problematiek, een eerste opvang voor de psychische en sociale problemen die zich in de maatschappij voordoen.

4.3 De primaire taken van de eerstelijnspsycholoog



De drie beroepsgroepen in de eerstelijns geestelijke gezondheidszorg - de huisartsen, de maatschappelijk werkers en de eerstelijnspsychologen - bieden de eerste vorm van hulp die wordt gevraagd.



Er is geen drempel voor huisartsen en maatschappelijk werk: iedereen kan rechtstreeks naar de dokter of de maatschappelijk werker toestappen.



Voor de eerstelijnspsycholoog is echter nog steeds

een verwijzing nodig van de huisarts.

De huisarts beoordeelt wat er met een cliënt aan de hand is en welke zorginstelling of hulpverlener bij voorkeur de behandeling en begeleiding kan uitvoeren.



Als de huisarts vindt dat de gepresenteerde problematiek zodanig is dat behandeling door de eerstelijnspsycholoog de voorkeur verdient, verwijst hij naar

een eerstelijnspsycholoog in de regio.


De eerstelijnspsychologen zijn georganiseerd in

Regionale Organisaties van Eerstelijns Psychologen (ROEP) en de huisarts kiest bij voorkeur een van de eerstelijnspsychologen uit zijn regio.



De eerstelijnspsycholoog is een generalist.



Dat wil zeggen dat hij

methoden en technieken gebruikt die in de praktijk goed bruikbaar zijn gebleken, ongeacht de wetenschappelijke richtingen waaraan die technieken zijn ontleend.



Hij probeert verandering in gang te zetten en past de behandelvorm aan de problematiek van de cliënt aan.



De behandeling is kortdurend (gemiddeld acht en ten hoogste vijf­ tien sessies) en de doelstelling van de behandeling is navenant:

hij probeert een gedragsverandering te bewerkstelligen en stabiliteit te bereiken.

In geval van pathologie die een langdurige behandeling behoeft, verwijst hij terug naar de huisarts, gewoonlijk met een advies voor verwijzing naar een hulpverleningsinstantie van een hoger echelon.



Van belang bij doorverwijzing zijn niet alleen de aard, duur en complexiteit van de klacht, maar ook

de beschikbare hulp in de omgeving, de mantelzorg, de doelstellingen van de cliënt, de lijdensdruk, de financiering en het maatschappelijk en lichamelijk functioneren.



Deze aspecten zijn belangrijk bij de beslissing om al dan niet door te verwijzen.

4.4 Het soort cliënten en hun problematiek - de hulpvraag



De eerstelijnspsycholoog komt in actie, eventueel samen met een flink aantal anderen als de huisarts een psychische stoornis heeft herkend en heeft besloten dat verwijzing noodzakelijk of gewenst is.



Het Nederlands Instituut voor onderzoek naar de Eerstelijnsgezondheidszorg (NIVEL) constateert dat

er een aanzienlijke variatie bestaat in de verwijzingen naar de eerstelijnsgezondheidszorg.



Veel van de aangeboden problemen die niet strikt medisch zijn, lost de huisarts toch zelf op.

Er bestaan grote individuele verschillen tussen huisartsen in het moment waarop en het soort problemen waarvoor wordt verwezen naar andere eerstelijns­ werkers.



Wat doet de huisarts besluiten om iemand naar een eerstelijnspsycholoog te verwijzen?

-Er zijn veel praktische zaken die dat besluit beïnvloeden, de eerste daarvan lijkt de beschikbaarheid te zijn.



-Of naast de beschikbaarheid , de eigen deskundigheid en eventuele unieke kundigheden van de eerstelijnspsycholoog van belang zijn bij de inbedding in de gezondheidszorg, is niet duidelijk.



Het lijkt er wel op dat de recente aanscherping van de eisen die aan eerstelijnspsychologen worden gesteld, is gericht op specifieke en goed gedefinieerde basiskennis.

Het werkterrein van de eerstelijnspsycholoog omvat de behandeling van psychische, psychosociale en psychosomatische problematiek.



In een groot deel van de gevallen gaat het om:


• stemmingsstoornissen, angststoornissen en aanpassingsstoornissen.
• Angst, paniekklachten en fobische klachten.
• Echtparen of koppels waarvan de relatie niet optimaal is, zonder dat een van de partners een duidelijk aanwijsbare stoornis heeft.
• Relationele klachten en intrapsychische problemen zijn ook zijn terrein.


Te zwaar voor de 1e lijn zijn:


• Persoonlijkheidsstoornissen - stoornissen die gedurende langere tijd het gehele levenspatroon kenmerken - zijn meestal te complex voor behandeling in de eerste lijn.
• Ook psychiatrische stoornissen horen niet thuis in de eerste lijn en worden meestal onmiddellijk doorverwezen naar de tweede lijn (GGZ) of verder.
• Datzelfde geldt voor cliënten die een gevaar voor zichzelf of hun directe omgeving vormen.

Karakteristiek voor eerstelijnswerk is dat er

een samenwerkingsverband en overleg bestaat met andere behandelaars in de eerste lijn.



Dat is moeilijk als de verschillende behandelaars ver van elkaar verwijderd zijn en toch ieder een taak hebben bij de behandeling . Dagelijks overleg is dan niet mogelijk waardoor het soms fout gaat.

Ook als de behandeling heel goed in de eerste lijn kan plaatsvinden, is overleg en samenwerking zeer belangrijk.



Vooral op het terrein van de tijdelijke arbeidsongeschiktheid is dat het geval. De meeste werknemers hebben te maken met een bedrijfsarts (zie ook hoofdstuk 3). Die bepaalt wanneer iemand aan het werk moet of thuis kan blijven en hoe herintreden in het arbeidsproces moet gaan verlopen, maar hij is geen behandelaar. Als hij niet goed op de hoogte is van een behandelplan, kan dat interfereren met de voortgang van een behandeling.



Hierbij spelen ook verschillende, niet altijd duidelijk uitgesproken belangen een rol:

het ziekte­ verzuim moet worden teruggedrongen en de individuele belangen van de werknemer moeten worden gediend, en dat moet samengaan.

Iedereen heeft de bedoeling de cliënt weer zo snel mogelijk aan het werk te krijgen, maar werkt op zijn eigen manier aan die doelstelling.



Overleg binnen een instelling is veel gemakkelijker dan in een eerstelijnspraktijk. De primaire verantwoordelijkheid ligt bij de huisarts, maar

die is meestal niet in de gelegenheid om contact met alle betrokken behandelaars te houden.



De coördinatie van een behandeling waarbij verschillende disciplines zijn betrokken, is een heikel punt in de eerstelijnsgezondheidszorg.



Adequate terugkoppeling over al dan niet geboekte resultaten naar de verwijzer c.q. huisarts, is echter van groot belang (Beenackers, 2002).


Een vaak voorkomende gang van zaken is dat te


veel behandelaars zich storten op vage klachten en de cliënt graait naar alle hulpverleners in de hoop steun en verlichting te vinden.



De wereld van de cliënt wordt opgesplitst in enkelen die vertrouwen wekken en een hele grote groep anderen die hem, soms met zoveel woorden, van aanstellerij betichten.



Noodzakelijk is dat

er goede en concrete afspraken worden gemaakt met alle betrokkenen , ook zij die niet als behandelaar worden gezien.



Die afspraken moeten gaan over welke criteria zullen worden gehanteerd alvorens een verandering van strategie wordt ingezet en in welke volgorde de mogelijke behandelingen zullen worden uitgeprobeerd.

4.5 Het organisatorisch kader



De samenwerking tussen de verschillende betrokken hulpverleners is een groot knelpunt. Eerstelijnspsychologen zijn goed in het oplossen van sommige problemen, maar zijn niet

de aangewezen instantie om bepaalde andere vraagstukken aan te pakken.



De ervaren huisarts weet dat, maar kan zich soms, door een misplaatst gevoel van hulpvaardigheid, toch geroepen voelen veel van zijn kostbare tijd te besteden aan vragen die sneller, eerder en beter door anderen zouden kunnen worden opgelost.

Goed overleg kan veel problemen voorkomen.



Vooral de rol van de

bedrijfsartsen moet goed worden geregeld; hun taak loopt naast die van de huisartsen en niet in alle gevallen is de communicatie optimaal.



De contacten tussen eerstelijnspsycholoog en AMW zijn evenmin goed geregeld. Veel werk van de eerstelijnspsycholoog zou ook door AMW kunnen worden gedaan, maar soms zijn de inspanningen van AMW niet efficiënt omdat psychische problemen goede resultaten in de weg staan. Goed overleg zou daarin verbetering kunnen brengen.

Naast het tekort in samenwerking zijn er nog andere knelpunten die een eerste­ lijnspsycholoog moet onderkennen.



• v
• b
• k



• B
• v
• R


• de verwijzing naar de eerstelijnspsycholoog
• beschikbaarheid
• kosten
• Beschikbaarheid
• verwachtingen van de huisarts en de prestaties van de eerstelijnspsycholoog
• Registratie van Gegevens


• de verwijzing naar de eerstelijnspsycholoog



Het eerste knelpunt is reeds de verwijzing naar de eerstelijnspsycholoog. In feite bepaalt de huisarts of iemand naar de eerstelijnspsycholoog gaat.



Dat is een complexe beslissing voor de huisarts. Hij moet


de gepresenteerde problemen vertalen naar psychologische problemen die door een eerstelijnspsycholoog kunnen worden behandeld.



Meestal krijgt de huisarts somatische problemen voorgeschoteld waarin hij een duidelijk psychologisch element moet onderkennen. Hij moet vervolgens zijn cliënt daarvan weten te overtuigen, en hij moet weten bij welke instantie in de GGZ het probleem thuis hoort.

• beschikbaarheid



Een tweede punt is de beschikbaarheid. Er is 24 uur lang een dienstdoende huisarts beschikbaar, maar een eerstelijnspsycholoog is


maar twee of hoogstens drie dagdelen per dag voor onmiddellijke hulp beschikbaar.



Crisiscentra doen de opvang voor problemen die acuut zijn ontstaan, maar mensen die reeds in behandeling zijn, kunnen, als zij in een crisis verkeren, meestal niet bij hun eigen behandelaar terecht.



De eerstelijnspsycholoog vervult namelijk geen EHBO-functie . Nu er een tendens is naar het ontstaan van groepspraktijken zou er op den duur ook wel een regeling voor permanente beschikbaarheid kunnen worden getroffen; maar crisisinterventie is geen specialiteit van de eerstelijnspsycholoog en de GGZ is beter toegerust voor die taak.

• kosten



Voordat verwijzing plaats kan vinden, moet er met de cliënt worden gepraat over de kosten. De kosten voor een behandeling door een eerstelijnspsycholoog (€ 75,- per sessie is het tarief dat door de Landelijke Vereniging van Eerstelijns­ Psychologen is geadviseerd) moet de cliënt zelf betalen, tenzij hij hiervoor verzekerd is.



Behandelingen die in de tweede lijn worden verricht door Riagg's en psychotherapeuten en psychiaters komen veelal voor rekening van


de gemeenschap (behoudens een eigen bijdrage), meestal op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ).

• Beschikbaarheid



Vervolgens moet er een eerstelijnspsycholoog worden gevonden die het geconstateerde probleem kan diagnosticeren en vertalen naar een behandelprocedure. Niet

elke regio is voorzien van voldoende eerstelijnspsychologen.



Veel huisartsen hebben een soort werkovereenkomst met een of meer eerstelijnspsychologen, maar veel keuze hebben ze niet.


• verwachtingen van de huisarts en de prestaties van de eerstelijnspsycholoog



Ook de overeenstemming tussen de verwachtingen van de huisarts en de prestaties van de eerstelijnspsycholoog is niet altijd perfect. Er is geen instantie waar

een huisarts kan klagen over de behandeling of de verwachtingen daarover door een eerstelijnspsycholoog.



Als een eerstelijns­ psycholoog de verkeerde selectie uit het cliëntenbestand van de huisarts in zijn spreekkamer krijgt, kan hij niets anders dan weer doorverwijzen. Dat kost onnodig veel tijd, geld en leed voor de cliënt.


• Registratie van Gegevens



Er moeten meer gegevens systematisch worden geregistreerd en beschikbaar gemaakt voor wetenschappelijk onderzoek. Onmisbaar om

goed inzicht te krijgen wie welke kwaal het best kan behandelen.



Het verzamelen daarvan kost tijd en discipline van alle betrokkenen, maar het rende­ ment van die inspanningen zou aanzienlijk kunnen zijn.

4.6 De verwijzing en doorverwijzing van cliënten in de eerste lijn



Waar komen de cliënten voor een eerstelijnspsycholoog vandaan?


Ze blijken verspreid onder de gehele bevolking, maar het probleem is ...

hoe ze te vinden.



Naar beste schatting lijdt 25-30% van de bevolking aan een of andere psychische stoornis. Het merendeel van die 25% met een psychische aandoening wordt niet behandeld. Sommigen weten niet dat ze iets mankeren waarvoor men behandeld kan worden, anderen lossen hun problemen veel liever zelf op of met behulp van hun naaste omgeving. Er is ook een grote groep die wel wordt behandeld, maar niet voor de psychische kwalen die ze hebben.

4.6.1 Het filtermodel



Goldberg en Huxley (1992) presenteerden het volgende systeem voor demografisch onderzoek in de gezondheidszorg.



• Zij gaan ervan uit dat er in de bevolking een basispool van zieken bestaat en dat er telkens door verschillende instanties een keuze wordt gemaakt uit die basispool of wat ervan over blijft na de voorafgaande keuze.
• De eigenlijke basispool bestaat uit de totale bevolking van mensen met een stoornis, al of niet ernstig, al of niet bewust, al of niet behandelbaar, al of niet gecompliceerd.
• Uit die pool van zieken of mensen die zich ziek voelen, selecteren zich degenen die zich willen laten behandelen.
• Daaruit worden bij de volgende keuze de mensen geselecteerd die zich willen onderwerpen aan de procedures die gangbaar zijn in het medische circuit.
• Vervolgens blijven die zieken over die door de behandelaar uit de medische circuits - meestal de huisarts - worden doorverwezen naar een specialist of andere deskundige.
• De personen die, omdat de problematiek te complex is, in dit circuit met behandeld kunnen worden, zakken door de zeef en wat er blijft hangen, komt voor behandeling in aanmerking. Uit dat sediment wordt door het volgende filter weer een keuze gemaakt.


Dit demografische model van Goldberg en Huxley geeft een beschrijving van hoe een behandelaar uiteindelijk aan een cliëntenbestand komt en welke mechanismen op elk niveau de keuzes bepalen.



Die mechanismen bepalen dus

wanneer en waar iemand voor een ziekte wordt behandeld.



Als men wil ingrijpen in de gezondheidszorg zal dat dus altijd moeten gebeuren bij een filter, een doorlaatstation van cliënten.



De manieren waarop men kan ingrijpen, hangen af van

het niveau waarop de ingreep plaats vindt.



Bijvoorbeeld, als er wordt ingegrepen op bevolkingsniveau, is er met voorlichting meer te bereiken dan met het inzetten van meer specialisten.



Een ingreep op het niveau van de gespecialiseerde behandelaar is meer gediend door toename of afname van technische middelen, terwijl een bestuurlijke ingreep (beschikbaarheid, kosten) het best kan plaatsvinden op een niveau waarop eventuele cliënten worden doorverwezen naar hogere echelons in het medisch stelsel.

Dit demografische model van Goldberg en Huxley geeft een beschrijving van hoe een behandelaar uiteindelijk aan een cliëntenbestand komt en welke mechanismen op elk niveau de keuzes bepalen. 


 


Die mechanismen bepalen dus ….

Dit demografische model van Goldberg en Huxley geeft een beschrijving van hoe een behandelaar uiteindelijk aan een cliëntenbestand komt en welke mechanismen op elk niveau de keuzes bepalen.



Die mechanismen bepalen dus ….

wanneer en waar iemand voor een ziekte wordt behandeld.



Als men wil ingrijpen in de gezondheidszorg zal dat dus altijd moeten gebeuren bij een filter, een doorlaatstation van cliënten. De manieren waarop men kan ingrijpen, hangen af van het niveau waarop de ingreep plaats vindt.

Bijvoorbeeld, als er wordt ingegrepen op bevolkingsniveau, is er met voorlichting meer te bereiken dan met het inzetten van meer specialisten.



Een ingreep op het niveau van de gespecialiseerde behandelaar is meer gediend door

toename of afname van technische middelen, terwijl een bestuurlijke ingreep (beschikbaarheid, kosten) het best kan plaatsvinden op een niveau waarop eventuele cliënten worden doorverwezen naar hogere echelons in het medisch stelsel.


1. De eerste filter waarmee cliënten worden geselecteerd, zit dus in de cliënt zelf. Het is de taak van voorlichters om de bevolking duidelijk te maken wanneer een klacht of een gewaarwording betekent dat er iets mis is.



De voorlichting vindt plaats op vele fronten;

De media en de patiëntenverenigingen doen goed werk, maar uiteindelijk zou de overheid het voortouw moeten nemen, want die is de eerstverantwoordelijke voor de zorg voor de gezondheid van de bevolking en de beheersing van de kosten daarvan.



De bevolking beheert het terrein van het eerste filter op vele en diverse gronden: Heb ik iets? Is het de moeite waard? Hoe lang zal ik er mee zitten? Blijft de klacht even ernstig, wordt het erger of wordt het vanzelf wel beter? Voorlichting is een instrument waarmee de eerste filter kan worden bewerkt. Als de bevolking beter op de hoogte is welke kwalen samengaan met welke symptomen en voor welke verschijnselen een behandeling kan worden opgesteld, zal dat invloed heb­ ben op het cliëntenbestand en dus op het aantal klanten dat een behandelaar krijgt.


2. Als iemand heeft besloten dat hij een behandelbare kwaal heeft en dat behandeling vermoedelijk de moeite loont, dan stelt hij een daad: hij gaat naar een behandelaar en komt daarmee op het terrein van het tweede filter.



Dat terrein wordt beheerd door


de behandelaar. Deze hoort de cliënt aan, onderzoekt de klacht, en besluit of de klacht een verschijnsel is dat hoort bij een ziekte en of de ziekte behandelbaar is.



De Nederlandse gezondheidszorg gaat ervan uit dat de eerste behandelaar de huisarts is. Maar de Nederlandse bevolking is het daar maar zeer ten dele mee eens.



Als een ziekte door het eerste filter is gekomen, gaat de drager van die ziekte heel vaak naar andere bronnen van verlichting en troost. (Advies en steun van huisgenoten, bladen, tijdschriften, internet, alternatieve geneeswijzen. Deze vorm van hulpverlening mag niet worden onderschat, noch het aantal, noch de werking: vaak helpt dat soort behandelingen erg goed en voor een voldoende lange periode.

Niettemin, de officiële beheerder van het tweede filter is de huisarts; hij is de eerstelijnsgezondheidszorgverlener bij uitstek, hij is in Nederland benoemd tot

'poortwachter' van de gezondheidszorg en dus ook tot poortwachter van de geestelijke gezondheidszorg.



De vraag of er cliënten naar een psycholoog gaan, hangt op dit niveau dus af van de huisarts.



Herkent de huisarts de kwaal als een psychische stoornis of verschijnselen die daarmee verband houden en vindt hij het de moeite waard de cliënt te verwijzen, dan maakt de eerstelijnspsycholoog een kans.

Ook op dit niveau is de filter complex van structuur. De huisarts is primair opgeleid in de somatische gezondheidszorg, waar de cliënt in heel veel gevallen zich ook eerst met een somatische zorgvraag aandient.



Een aantal zorgvragen over psychische stoornissen gaat dus verborgen achter

lichamelijke klachten en de huisarts zal terecht eerst de lichamelijke klacht behandelen.



Vaak ziet hij wel dat het met alleen om lichamelijke klachten gaat, maar die klachten hebben in bijna alle gevallen prioriteit en met het verhelpen van de lichamelijke klacht verdwijnt soms ook de psychische klacht of wordt deze minder ernstig. Dat is begrijpelijk want we weten al lang dat lichamelijk lijden ook het psychisch lijden versterkt, en vice versa.



Mocht de reductie in psychisch lijden onvoldoende zijn, dan kan de huisarts zelf proberen daaraan iets te doen; hij kan medicatie voorschrijven of hij kan een adviesgesprek houden in de verwachting dat de cliënt daarmee voorlopig weer voldoende geholpen is.


3. Als de huisarts verwijst omdat hij vindt dat hij het probleem niet zelf aan kan, komt vervolgens het derde filter in werking:


het probleem is te gecompliceerd voor hem, of hij heeft al een aantal niet succesvolle pogingen gedaan en geeft het op, omdat hij vermoedt dat verandering van behandelaar ook wel eens een gunstige invloed kan hebben.



Waar stuurt de huisarts de cliënten heen die hij, te­ recht of ten onrechte, onderkent als lijdend aan een psychische stoornis?



Hij heeft in feite de keuze uit twee groeperingen zorgverleners:

-de eerstelijnswerkers of


-hulpverleners uit de tweede lijn.



De eerste lijn bestaat uit gezondheidszórgverleners die hun werk

min of meer uitoefenen onder toezicht van de huisarts: de huisarts stuurt een cliënt naar een eerstelijnspsycholoog, naar het AMW, naar de fysiotherapeut, het burea voor Alcohol en Drugs, de haptonoom of anderen, met een beperkte opdracht en voor een beperkte tijd.



De eerstelijnsgezondheidsverlener doet een behandeling, maar de cliënt blijft bij de huisarts onder behandeling en de tijdelijke behandelaar aan wie de cliënt is uitbesteed, rapporteert terug aan de huisarts.

Als de huisarts naar de tweede lijn verwijst, geeft hij de cliënt over aan

een ander echelon dat zelfstandig beslist over de vaststelling van de kwaal en de behande­ling ervan.



4.



De tweede lijn, en met name de ambulante gezondheidszorg, vormt het vierde filter. Zij bepalen het wel en wee van de cliënten op specialistisch ni­veau. Dat filter wordt beheerd door

de gezondheidszorg, de poliklinieken van zie­ kenhuizen en inrichtingen, enzovoort. Ook de afdeling psychotherapie van het Riagg is een tweedelijnsinstituut en behoort tot het vierde filter.



Ten slotte zijn er nog de intramurale gezondheidszorg, de inrichtingen, de algemene en categorale ziekenhuizen en gespecialiseerde inrichtingen.

De schatting is dat er zich jaarlijks hoogstens zo'n 100.000 mensen onder behandeling stellen van een eerstelijnspsycholoog.



Dat betekent een aanzienlijke toename in de afgelopen tien jaar, die maar gedeeltelijk kan worden verklaard doordat er meer eerstelijnspsychologen beschikbaar kwamen.



De behoefte is blijkbaar

aanzienlijk toegenomen.




Tabel 4.1 Een ruwe schatting van het aantal cliënten.


___________________________________________


huisartsbezoek 8.000.000
met een psychische klacht 2.600.000
- die wordt onderkend 1.300.000
- en wordt behandeld 650.000
door de huisarts zelf 300.000
door de eerstelijnspsycholoog <100.000


____________________________________________

De aard van de behandeling in de eerste lijn heeft vooral te maken met de aard van de klacht en minder met het theoretische referentiekader van de behandelend psycholoog.



In de praktijk vindt veel therapeutische gespreksvoering plaats en de meeste technieken vallen binnen

cognitief-gedragstherapeutische of leertheoretische referentiekaders.



Zo worden angststoornissen en fobieën gewoonlijk met exposure behandeld, depressies met activeringsprogramma's en cognitieve herstructurering en pijn en andere somatische aandoeningen met registratie, ontspanning en herverdeling van de dagelijkse inspanning.

De overlap is tussen de psycholoog en psychotherapeut is aanzienlijk, maar er is weinig documentatie beschikbaar over wanneer

een psycholoog als psychotherapeut optreedt en wanneer als eerstelijnspsycholoog, of waarin het verschil in hun professioneel handelen precies is gelegen.



De indruk bestaat dat financiële overwegingen (ver­ zekering, AWBZ) naast professionele (aard van de kwaal, soort behandeling), eveneens van invloed zijn op de keuze van het behandelniveau.

behandelingsmethoden van de eerstelijns psycholoog



therapeutisch gesprek 57%
ondersteuning 12%
advisering 7%
voorlichting 4%
ontspanningsoefeningen 6%
hypnotherapie 5%
overig 9%




werkzaamheden van de eerstelijns psycholoog

diagnostiek 14%
behandeling 50%
begeleiding 4%
overleg 3%
administatie 11%
onderwijs/scholing 4%
overig 14%

4.8 De belangrijkste vaardigheden van de eerstelijnspsycholoog



Welke problemen kan de eerstelijnspsycholoog aan?



Welke problemen precies naar de eerstelijnspsycholoog worden verwezen, is niet duidelijk. Verhaak en Tijhuis (1992) maakten de beste schatting tot nog toe.


Zij vroegen 127 huisartsen, in een bepaalde periode, een precieze registratie te maken van de GGZ-problemen van hun cliënten. Bovendien moesten ze aangeven hoe die problemen werden behandeld en of er doorverwijzing plaatsvond.



Zoals verwacht werden

sociaal-economische problemen vaker naar het AMW verwezen en de klassieke psychiatrische klachten naar de psychiater en naar het Algemeen Psychiatrisch Ziekenhuis (APZ) of de Psychiatrische Afdeling van een Algemeen Ziekenhuis (PAAZ) .



Van de problemen die als 'sociaal' werden gekenmerkt, ging de helft naar het AMW en een derde naar de Riagg. Van alle 'sociale' problemen die er overbleven, ging iets minder dan de helft naar vrijgevestigde psychologen (psychotherapeuten en eerstelijnspsychologen).



Van de problemen die als 'psychologisch' werden gekenmerkt (ongeveer 12%), ging eveneens een derde naar de vrijgevestigde psychologen.

Is er een uniek werkterrein voor de eerstelijnspsycholoog?



Men mag aannemen dat de aard van de klacht in belangrijke mate bepalend is voor wie de huisarts naar een eerstelijnspsycholoog of vrijgevestigd psycholoog verwijst. Dan zouden

depressieve, angstigen en gestresste cliënten het meest in aanmerking komen om naar de eerstelijnswerkers te worden verwezen.



Toch is dat niet helemaal waar.



De huisarts gaat er ook wel eens van uit dat


er een complementair aanbod is en dat het er niet zo heel veel toe doet waarheen de cliënt wordt doorverwezen:


de tijd en een bemoedigend woord doen vaak ook veel goed.



Een gedifferentieerd verwijzingspatroon is niet noodzakelijk beter dan een globaal. Het precieze onderscheid tussen depressies en angststoornissen is vaak meer academisch dan realistisch en kost veel kennis, tijd en moeite , die ook wel anders besteed kunnen worden in een drukke huisartsenpraktijk.



De voorkeurs-behandeling zou ook wel eens de 'verandering van behandelaar' kunnen zijn; de huisarts rekent vooral op de niet-specifieke effecten van een behandeling. Daar­naast lijken de verschillende instanties waarnaar kan worden verwezen ook nogal op elkaar. Zowel AMW, als eerstelijnspsycholoog en psychotherapeut grossieren in kortdurende en efficiënte behandelingen.



Het lijkt erop dat de eerstelijnshulpverleners zich vooral moeten onderscheiden van

de uitgebouwde thuiszorg enerzijds, en van de klassieke psychotherapie anderzijds, en dat een scherp onderscheid tussen het werkterrein van psychologen en AMW niet van groot belang wordt geacht. Het ongedifferentieerde gebied van de psychosociale zorg zou dan het terrein zijn van eerstelijnswerkers van verschillende origine.



De behandeling van AMW richt zich hierbij meer op

de sociale kant (economische, relationele, ar­ beids-, buurt- en omgevingsproblemen) , terwijl psychologen zich meer richten op individuele problemen.



Er zijn aanwijzingen dat in de laatste jaren een meer gedifferentieerd verwijzingspatroon ontstaat: voorlichting, opleiding en samenwerking lijken hun effect te sorteren.

Diagnostiek en het inventariseren van de klachten



Als de huisarts een cliënt naar de eerstelijnspsycholoog verwijst, gaat dat meestal vergezeld van een kort bericht waarin wordt uitgelegd waarom hij de onderhavige persoon behandeld wil zien en wat zijn inziens de aard van de klacht is.



Dat be­richt is voor de behandelend psycholoog


niet voldoende;



hij moet zich ervan ver­ gewissen dat de klacht verklaard kan worden uit het gedrag of de cognities van de cliënt en niet uitsluitend te wijten is aan de omgeving.



Hij moet bovendien onder­zoeken of er geen onderliggende pathologie is die verhindert dat een behandeling van de klacht resultaat heeft.

Er zijn twee testen die voor de eerstelijnspraktijk erg geschikt zijn.



De Syptoms Check List (SCL-90) en de Nederlandse Verkorte versie van de MMPI (NVM).



Beide testen kunnen in een kwartier worden ingevuld.


De SCL-90 is een klachtenlijst waarop de cliënt op een vijfpuntsschaal aangeeft in welke mate hij de laatste tijd last heeft gehad van 90 genoemde klachten. De antwoorden worden gescoord op acht schalen, die overigens niet onafhankelijk zijn.



De eerste drie schalen zeggen iets over


-angst,


-paniek en


-depressie.



De daarop volgende schalen geven aan in hoeverre de klachten



-somatisch,


-mentaal,


-sociaal of


-vitaal zijn.



De test is gemak­kelijk te interpreteren en kan goed worden gebruikt om de cliënt uit te leggen welke behandeling het meest geschikt lijkt. Tijdens en op het eind van de behan­deling kan met behulp van de testuitslag een geloofwaardig beeld worden gegeven over de voortgang.



De NVM heeft 83 items verdeeld over vijf schalen:



1. negativisme,
2. somatisering,
3. verlegenheid,
4. ernstige psychopathologie en
5. extraversie.



De interpretatie is minder eenvoudig. Toch is het heel wel mogelijk een goed beeld te krijgen van de zwakke en sterke punten van een cliënt, van zijn lijdensdruk, de mate van zijn neuroticisme , zijn dwangmatigheid en van de eventuele psychopathologie.



Goed gebruik van de test kan voorkomen dat

er behandelingen in gang worden gezet die de cliënt niet kan volbrengen.

Andere in de eerstelijnspraktijk gangbare testen zijn


• de Nederlandse Persoonlijkheids Vragenlijst (NPV),
• de Schaal voor Interpersoonlijk Gedrag (SIG),
• de Inventarisatielijst Omgaan met Anderen (IOA),
• de Inventarisatie Dagelijkse Bezigheden(IDB),
• de Beck Depression Inventory (BDI) en
• de Utrechtse Coping Lijst (UCL).


Er bestaan meer testen en de persoonlijke smaak en handigheid van de eerstelijns­ psycholoog speelt bij het gebruik een grote rol. In het algemeen is de eerstelijns­ praktijk niet de plaats voor een uitgebreid testonderzoek.

Voorlichting



Hoewel voorlichting ontegenzeglijk een belangrijk onderdeel van de gezondheidszorg is, is de bijdrage van eerstelijnspsychologen hieraan zeer gering.



De praktijk van de individuele behandeling is


niet de meest geschikte voor voorlichting, maar in samenwerking met andere organisaties die wel goed zijn toegerust om voorlichting te geven, zou veel meer kunnen worden gedaan dan er nu ge­ beurt.



Preventie en tijdige hulpverlening zijn uiteindelijk goedkoper en leedbesparend . Het aandeel dat de eerstelijnspsycholoog daarin heeft zou aanzienlijk groter kunnen worden.

Is de eerstelijnspsycholoog kostenbesparend voor de gezondheidszorg?



De kosten en het rendement in de gezondheidszorg zijn voor velen een grote zorg. Ook de eerstelijnspsycholoog moet het tot zijn taak rekenen de efficiëntie zo groot mogelijk te laten zijn.



Er zijn de laatste jaren rapporten gepubliceerd die stellen dat


eerstelijnshulpverlening door psychologen veel medische kosten kan voorkomen (o.a. Diekstra, 1987). Dit klinkt erg aannemelijk, maar of het werkelijk zo is laat zich lastig vaststellen.



De beschikbaarheid doet ook de vraag toenemen, en het is niet onmogelijk dat door de grotere beschikbaarheid ook de medische consumptie toeneemt.

Anderzijds is het voor de hand liggend dat de huisarts eerder naar nabije, beschikbare en goedkopere eerstelijnswerkers zal verwijzen, naarmate de nadruk op beperkingen in de kosten van gezondheidszorg sterker wordt.




Tot voor kort traden eerstelijnspsychologen vooral solistisch op:

ze werkten alleen of in samenwerking met andere eerstelijnswerkers. Tweedelijnswerkers zouden vaker verbonden zijn aan instituten waarin vele disciplines zijn vertegenwoordigd; dat vergemakkelijkt doorverwijzing op hetzelfde niveau en het is dan makkelijker om de juiste behandelaar voor de juiste kwaal te vinden.

De eerstelijnspsycholoog neemt bij wijze van spreken alle psychologische kwalen die in een beperkte tijd kunnen worden behandeld, terwijl de tweedelijnspsycholoog of psychotherapeut veel eerder geneigd is om een specialisme te ontwikkelen.



En specialismen zijn meestal

duurder.



Een afweging van kosten en baten, een vergelijkende efficiëntiestudie voor de betreffende groeperingen hulpverleners is nog niet gemaakt. Het ziet er nu naar uit dat in aanzet eerstelijnspsychologen, psychotherapeuten, maatschappelijk werkers, alcohol en drugs bureaus, fysiotherapeuten, tweedelijnsorganisaties (Riagg) en ook anderen bij elke psychische problematiek betrokken kunnen raken.



Hoe wenselijk zo'n situatie is voor de kostenbesparing in de gezondheidszorg, moet ook op grond van empirische gegevens worden bepaald.

Samenvattend:



een eerstelijnspsycholoog moet weten



-Melke problemen tot zijn competentie behoren en op welk terrein hij efficiënte en effectieve hulp kan ver­lenen.


-Een goede samenwerking met andere hulpverleners is daarbij essentieel.


-Hij moet de problemen accuraat kunnen onderkennen en adequaat kunnen be­ handelen of op een juiste manier doorverwijzen.

4.9 Trends en ontwikkelingen



• Wat opvalt in een studie over de eerstelijnspsychologenpraktijk is dat …….
• Huisartsen zijn gewoonlijk zeer tevreden over de samenwerking met ……….
• Er is op dit moment nog niet veel bekend over ………..
• Behandeling door een eerstelijnspsycholoog is aanzienlijk goedkoper dan ……….


• Wat opvalt in een studie over de eerstelijnspsychologenpraktijk is dat de populatie die wordt bediend een flinke overeenkomst vertoont met die van de vrijgevestigde therapeuten van zo'n tien jaar geleden (Van Rooij & Verhaak, 1989). De Riagg houdt een meer gevarieerd aanbod en, behoudens de recente aanpassingen, een langere therapieduur.



• Het AMW werkt zeer efficiënt, maar ontbeert een diagnostisch apparaat en een cliëntgerichte aanpak. De Riagg heeft als sterk pluspunt de vaardigheid en de ervaring in het behandelen van sterk gestoord gedrag. Het AMW heeft als sterk punt een goed inzicht in sociale structuren.



• Huisartsen zijn gewoonlijk zeer tevreden over de samenwerking met de eerstelijnspsychologen en die samenwerking kan worden gezien als de kracht van de eerstelijnspsycholoog . De eerstelijnsorganisaties hebben ieder hun unieke en sterke kanten. De manier waarop zij daarvan gebruik weten te maken, zal in de toekomst bepalen hoe hun cliëntenpopulaties eruit komen te zien.



• Er is op dit moment nog niet veel bekend over de kwaliteit van het werk van de eerstelijnspsycholoog. De Landelijke Vereniging van Eerstelijnspsychologen (LVE) is een grootscheepse campagne gestart om de praktijkvoering van hun leden zo aan te passen dat de gegevens die nodig zijn om de kwaliteit te controleren ge­ makkelijk beschikbaar komen. Op dit moment wordt de kwaliteit gewaarborgd door de opleidingen: de opleiding tot psycholoog, tot eerstelijnspsycholoog, tot gezondheidszorgpsycholoog en het lidmaatschap van de regionale eerstelijnsor­ ganisatie (ROEP). Een bewust kwaliteitsbeleid is een van de voornaamste taken die het LVE zich heeft gesteld.



• Behandeling door een eerstelijnspsycholoog is aanzienlijk goedkoper dan een onbeperkte behandeling bij een tweedelijnsinstantie. Als de vergoeding voor zo'n behandeling in de toekomst beter wordt gegarandeerd, zullen veel meer cliënten in aanraking komen met kortdurende behandelingen. Dat kan voorkomen dat verdere en ingrijpende psychologische hulp in de tweede lijn noodzakelijk is. Goed­ koop, kortdurend, efficiënt en preventief. zijn de sleutelwoorden voor een succesvolle ontwikkeling van de eerstelijnspsychologische hulpverlening in de gezondheidszorg.

4.9 Trends en ontwikkelingen



• Wat opvalt in een studie over de eerstelijnspsychologenpraktijk is dat


de populatie die wordt bediend een flinke overeenkomst vertoont met die van de vrijgevestigde therapeuten van zo'n tien jaar geleden (Van Rooij & Verhaak, 1989). De Riagg houdt een meer gevarieerd aanbod en, behoudens de recente aanpassingen, een langere therapieduur.


• Het AMW werkt zeer efficiënt, maar ontbeert een diagnostisch apparaat en een cliëntgerichte aanpak. De Riagg heeft als sterk pluspunt

de vaardigheid en de ervaring in het behandelen van sterk gestoord gedrag. Het AMW heeft als sterk punt een goed inzicht in sociale structuren.


• Huisartsen zijn gewoonlijk zeer tevreden over de samenwerking met de eerstelijnspsychologen en die samenwerking kan worden gezien als de kracht van de eerstelijnspsycholoog . De eerstelijnsorganisaties hebben ieder

hun unieke en sterke kanten. De manier waarop zij daarvan gebruik weten te maken, zal in de toekomst bepalen hoe hun cliëntenpopulaties eruit komen te zien.


• Er is op dit moment nog niet veel bekend over de kwaliteit van het werk van de eerstelijnspsycholoog. De Landelijke Vereniging van Eerstelijnspsychologen (LVE) is een grootscheepse campagne gestart om de praktijkvoering van hun leden zo aan te passen dat de gegevens die nodig zijn om de kwaliteit te controleren ge­ makkelijk beschikbaar komen. Op dit moment wordt de kwaliteit gewaarborgd door

de opleidingen: de opleiding tot psycholoog, tot eerstelijnspsycholoog, tot gezondheidszorgpsycholoog en het lidmaatschap van de regionale eerstelijnsor­ ganisatie (ROEP). Een bewust kwaliteitsbeleid is een van de voornaamste taken die het LVE zich heeft gesteld.


• Behandeling door een eerstelijnspsycholoog is aanzienlijk goedkoper dan een onbeperkte behandeling bij een tweedelijnsinstantie. Als de vergoeding voor zo'n behandeling in de toekomst beter wordt gegarandeerd, zullen veel meer cliënten in aanraking komen met

kortdurende behandelingen. Dat kan voorkomen dat verdere en ingrijpende psychologische hulp in de tweede lijn noodzakelijk is.



Goedkoop, kortdurend, efficiënt en preventief zijn de sleutelwoorden voor een succesvolle ontwikkeling van de eerstelijnspsychologische hulpverlening in de gezondheidszorg.