Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;
Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;
H to show hint;
A reads text to speech;
62 Cards in this Set
- Front
- Back
Zenuwstelsel
|
Netwerk van neuronen
let op zie ook gliacellen/ neurovasculaire eenheid |
|
Waar zitten neuronen en hoeveel zijn er?
|
Neuronen komen in het hele lichaam voor, de meeste zitten in de hersenen en het ruggenmerg. In de hersenen zitten er zo'n 100 miljard.
|
|
Kunnen er nieuwe neuronen ontstaan en waaruit?
|
Op sommige plaatsen kunnen nieuwe neuronen ontstaan uit stamcellen.
|
|
Neuronen in de embryonale ontwikkeling
|
In het begin van de embryonale ontwikkeling lijken neuronen op normale cellen maar al snel differentiëren ze zich tot verschillende soorten neuronen
|
|
hoeveel types neuronen en welke soorten zijn er
|
1. Sensorische neuronen
2. Motorneuronen 3. Interneuronen |
|
wat is de functie van een sensorische neuron
|
Sensorische neuronen ontvangen informatie van het lichaamsweefsel en de waarnemingsorganen en sturen deze naar de hersenen en het ruggenmerg.
Zij zorgen ervoor dat de hersenen informatie ontvangen over de buitenwereld en het lichaam. |
|
wat is de functie van motorneuronen
|
Motorneuronen vervoeren signalen vanuit de hersenen en het ruggenmerg naar de spieren, organen en klieren.Zij staan in voor de uitvoering van 'bevelen' die vanuit de hersenen komen.
|
|
wat is de functie van interneuronen
|
Interneuronen dragen informatie over tussen neuronen. Bijv. een sensorische neuron ontvangt informatie uit de omgeving en draagt die over aan een interneuron, dat het signaal doorstuurt aan een motorneuron dat een reactie doorseint.
|
|
waaruit bestaan een neuron
|
cellichaam, dendrieten en een axon
(axonheuvel, myelineschede, axonuiteinde, knoop van ranvier) |
|
cellichaam van een neuron
|
hieruit ontstaan de axon en dendrieten
bevat structuren die ook in andere lichaamscellen aangetroffen worden, zoals de celkern die genetische informatie van een organisme bevat en mitochondria die zorgen voor het metabolisme van de cel |
|
celkern
|
bevat genetische informatie van een organisme
|
|
mitochondria
|
zorgt voor het metabolisme van de cel
|
|
dendrieten
|
vormen een netwerk van smalle vezels, lijkend op de takken van een boom, die vanuit het cellichaam komen. Zij ontvangen signalen van andere cellen.
|
|
axon
|
is een lange dunne vezel die eveneens vanuit het cellichaam komt en zich aan het einde splitst in een waaier van uiteinden.
de ... van verschillende cellen groeperen zich en vormen de zenuwen. |
|
membraan
|
het vlies rond het neuron dat de cel scheidt afscheidt van de buitenwereld
|
|
informatie geleiding binnen een neuron
|
elektrochemisch proces: scheikundige processen leiden tot een elektrisch signaal. deze processen spelen zich af rond het membraan van de neuron
|
|
rustpotentiaal
|
rusttoestand van de neuron, wanneer een neuron geen signaal ontvangt of verstuurt, dan is het in rusttoestand. Een actief onderhouden situatie waarbij de binnenkant van de celmembraan negatiever geladen is dan de buitenkant.
|
|
samenstelling van het rustpotentiaal
|
Meer positief geladen natriumatomen (Na+ inonen) in de vloeistof buiten de cel en meer negatief geladen eiwit moleculen in de cel.
Verschil van -70mV binnen ten opzichte buiten de celmembraan |
|
actiepotentiaal
|
neuronen worden gestimuleerd door andere neuronen of door receptorcellen. Deze stimuli landen bijna allemaal op de dendrieten en bestaan uit chemische stoffen die de rustpotentiaal van de membraan plaatselijk veranderen.
|
|
Exitatorische signalen
|
stimuli die leiden tot verlaging van het potentiaal verschil.
bijv. -70 > 67mV |
|
Inhibitorische signalen
|
stimuli die leiden tot vergroting van het potentiaal verschil.
bijv. -70 naar -73mV |
|
potentiaal veranderingen verschuiven naar
|
plaats waar het axon begint. de verschillende potentiaal verschillen worden bij elkaar gevoegd in het verbindingsstuk tussen het cellichaam en het axon; axonheuvel
|
|
drempel(waarde)
|
Het membraanpotentiaal waarbij de natriumpoorten van het axon ver genoeg openen om een masale instroom van natrium mogelijk te maken. (Dit wijzigt de membraan potentiaal nog meer, zodat er nog meer natrium naar binnen kan.
|
|
actiepotentiaal
|
het signaal dat informatie overdraagt in het zenuwstelsel
|
|
refractieperiode
|
periode waarin geen nieuw actiepotentiaal kan worden uitgelokt
duur 1-2 miliseconden |
|
wat doet de verdoving van de tandarts
|
door blokkeren van de instroom van natrium in het axon kan het pijn signaal niet doorgestuurd worden naar de hersen
|
|
alles-of-niets-wet
|
Een neuron vuurt altijd op exact dezelfde manier. Elke stimulatie boven de drempel, ongeacht hoever erboven, lokt dezelfde reactie uit; de actiepotentiaal. Deze heeft altijd dezelfde grootte en vorm ongeacht de intensiteit van de stimulus die hem uitlokt. (en stopt niet)
|
|
intensiteit van het actiepotentiaal wordt bepaald door
|
de eigenschappen van de cel en niet door de eigenschappen van de stimulus
|
|
membraanpermeabiliteit
|
doorlaatbaarheid van het membraan voor ionen
|
|
hoe wordt de informatie over de stimulusintensiteit overgebracht
|
twee mechanismen
1. het aantal neuronen dat vuurt 2. de snelheid waarmee de neuronen vuren |
|
sturen alle zenuwbanen de signalen even snel door
|
nee, pijnsignalen hebben meer tijd nodig om je hersenen te bereiken dan visuele signalen
reflexmatig terugtrekken van pijn gebeurt ter hoogte van de ruggenmerg en is derhalve sneller |
|
Welke factoren bepalen de geleidingssnelheid van een axon
|
1. de diameter, hoe dikker hoe sneller
2. aanwezigheid van myelineschede |
|
myelineschede
|
dun vetlaagje rond het axon versneld informatiesnelheid
-actiepotentiaal springt van knoop tot knoop ipv reizen door segmenten -zorgt voor isolatie van het axon waardoor het signaal dat door het axon reist niet door naburige neuronen wordt beïnvloedt. |
|
knoop van ranvier
|
inkepingen van de myelineschede
|
|
wanneer is de myelinisatie voltooid
|
op volwassen leeftijd, wellicht de reden dat de cognitieve vermogens van kinderen anders en kleiner zijn bij kinderen
|
|
myelineschede en veroudering
|
brokkelt af, waarschijnlijk reden informatieverwerking trager bij oude volwassenen
|
|
myelineschede en ziekten
|
multiple sclerose, vernietigt de myelineschede zodat info-transm vertraagt
ondervoeding tijdens myelinisatieperiode kan leiden tot verminderde cognitieve vermogens |
|
communicatie tussen neuronen / doorgeven van zenuwimpuls
|
is chemisch en vindt plaats in de synaps
|
|
synaps
|
plaats van chemische informatie overdracht tussen neuronen
spleet tussen de twee neuronen van 0,02 tot 0,05 micrometer (synaptische spleet) |
|
neurotransmitter
|
scheikundige stof die door de aankomst van een actiepotentiaal los gelaten wordt in de synaptische spleet
zodat deze zich verspreidt en zich tijdelijk hecht aan gespecialiseerde receptoren van het ontvangende neuron |
|
neurotransmissie
|
proces van communicatie door middel van neurotransmitters
|
|
wat gebeurt er bij de ontvangende cel bij neurotransmissie
|
receptoren van het ontvangende neuron interageren met de aankomende neurotransmitters en lokken een reactie uit in de ontvangende cel die zal zorgen voor een verandering in het rustpotentiaal
verandert de doorlaatbaarheid van de membraan |
|
receptoren
|
het oppervlakte van de cel bevat verschillende soorten receptoren zodat de cel kan reageren op op een groot aantal verschillende neurotransmitters
|
|
excitatie
|
verhoging van de kans op het actiepotentiaal
|
|
inhibitie
|
verlaging van de kans op het actiepotentiaal
|
|
wanneer vuurt een ontvangende neuron
|
wanneer de som van de excitatorische signalen groter is dan de som van de inhibitorische signalen
|
|
hoeveel verbindingen heeft een neuron
|
een neuron kan duizenden synaptische verbindingen hebben met andere neuronen
|
|
wat gebeurt nadat een neurotransmitter in de synaps is losgelaten
|
wordt snel gedeactiveerd door;
1. het ontvangende neuron hem opneemt 2. de verzendende neuron hem weer absorbeerd 3. doordat hij in de synaptische spleet afgebroken wordt door daar aanwezige enzymen |
|
waarom is het belangrijk dat de neurotransmitter niet te lang in de synaps blijft
|
het zou de communicatie tussen de cellen verstoren
|
|
amfetamine
|
opwekkend middel
blokkeert de reabsorptie van de neurotransmitters noradrenaline en dopamine en blokkeert ook een enzym dat deze twee neurotransmitters deactiveert. hierdoor blijvende neurotransmitters langer in de synaptische spleet en zullen meer receptoren activeren |
|
dopamine
|
start in de middenhersenen (mesencefalon)
1. bewegingscontrole (parkinson) 2. naar frontale lob denken, in het bijzonder planning en doelgericht handelen (schitzofrenie) 3. emotie en motivatie (agressie door teveel) tevredenheid na beloning. waarschijnlijk betrokken bij verslavingen aan drugs en alcohol |
|
is er een verband tussen schizofrenie en parkinson
|
naar alle waarschijnlijkheid niet omdat de dopamine problemen bij verschillende groepen neuronen optreden
wel uitwisselen van ziektebeeld door bijwerkingen medicatie |
|
de ziekte van Parkinson
|
te kort aan dopamine omdat de dopamine genererende neuronen in de middenhersenen (mesencefalon) afsterven
|
|
schizofrenie
|
overgevoeligheid voor dopamine in route naar frontale lob
emotionele problemen, hallucinaties en waanvoorstellingen |
|
L-dopa
|
een stof waaruit door de hersenen dopamine gemaakt wordt.
|
|
bloed-breinbarrière
|
zorgt ervoor dat de meeste bacteriën en virussen de hersenen niet kunnen bereiken
|
|
Noradrenaline en serotonine
|
Spelen een belangrijke rol bij de gemoedstoestand Verhogen van de stoffen verbeterd de stemming, verlagen van de stoffen (samen met dopamine) kan depressieve aanvallen uitlokken.
|
|
selectieve serotonini
|
heropnameremmers; prozac, seroxat, fevarin en zoloft
onderdrukken de heropname van serotine; zorgt de stof langere tijd in de synaptische spleet aanwezig blijft en op het ontvangende neuron kan inwerken |
|
acetylcholine
|
1e neurotransmitter ontdekt in 1921
betrokken wij bewegingscontrole en het geheugen is actief bij motorneuronen en zorgt dat de skeletspieren samentrekken botulisme verhindert de vrijlating kan leiden tot verlamming en dood zwarte weduwe veroorzaakt massale afzetting resulteert in spietspasmen |
|
onderzoek acetylcholine
|
of stoffen die de heropname van acetylcholine afremmen, de aanmaak van geheugen sporen kunnen bevorderen en een beginnende dementie kunnen uitstellen. voorlopig zeer beperkte resultaten (petersen et.al 2005)
ziekte van alzheimer is vooral de neurotransmissie op basis van acetylcholine aangetast |
|
GABA
|
gamma aminobutyric acid
belangrijkste inhibitorische neurotransmitter in de hersenen. (verlaagt kans op actiepotentiaal) komt vooral voor bij interneuronen |
|
effect GABA geneesmiddel
|
behandelen van slapeloosheid en angst
toediening van benzodiazepinen verhoogt het effect van GABA voorgeschreven als tranquilizers en slaapmiddelen (normison, seresta, temesta, valium) soms bij epilepsie |