• Shuffle
    Toggle On
    Toggle Off
  • Alphabetize
    Toggle On
    Toggle Off
  • Front First
    Toggle On
    Toggle Off
  • Both Sides
    Toggle On
    Toggle Off
  • Read
    Toggle On
    Toggle Off
Reading...
Front

Card Range To Study

through

image

Play button

image

Play button

image

Progress

1/56

Click to flip

Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;

Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;

H to show hint;

A reads text to speech;

56 Cards in this Set

  • Front
  • Back
Wat is een ander woord voor lidwoord?
Artikel
Welke lidwoorden zijn er?

In welke soorten zijn de lidwoorden onder te verdelen?
De, het, een

Onbepaald lidwoord - een
Bepaald lidwoord - de, het
Welk lidwoord wordt gebruikt bij verkleinwoorden die eindigen op '-je'?

... Huisje
Het, zonder uitzonderingen
Welk lidwoord gebruiken we voor tot zelfstandig naamwoord geworden werkwoorden?

... Slapen
Het, zonder uitzonderingen
Welk lidwoord gebruiken we bij zelfstandige naamwoorden die afkomstig zijn van een werkwoord en beginnen met 'ge-'?

... Gelach
Het, zonder uitzonderingen
Welk lidwoord gebruiken we bij zelfstandige naamwoorden die afkomstig zijn van een werkwoord en eindigen met '-rij'?

... Bakkerij
De, zonder uitzondering
Welk lidwoord gebruiken we bij zelfstandige naamwoorden die afkomstig zijn van een werkwoord en eindigen met '-ing'?

... Regering
De, zonder uitzondering
Welk lidwoord gebruiken we bij zelfstandige naamwoorden die afkomstig zijn van een werkwoord en eindigen met '-sel'?

... Schrijfsel
Het, zonder uitzondering
Wanneer kan zowel 'de' als 'het' gebruikt worden zonder betekenis verandering?
Werkwoordafleidingen waarbij de oorsprongelijke werkwoordelijke betekenis is afgezwakt.
Voorbeelden:
De deksel - het deksel
De schilderij - het schilderij
Wat is een bijvoeglijk naamwoord?
Een adjectief (gebruikt binnen een substantiefgroep) noemt van een ding een eigenschap die als kenmerk wordt toegevoegd aan de substantiefkenmerken van dat ding.
Welke uitgangen kunnen toegevoegd worden aan een adjectief? (Bijvoeglijk naamwoord)
Afhankelijk van het lidwoord en geslacht van het substantief: '-e'.
Bij trappen van vergelijking: '-ere', '-ste'.
Bij stoffelijke bijvoeglijk naamwoorden: '-en'.
Bij sommige bijwoorden: '-jes'.
Welke trappen van vergelijking kent een adjectief? (Bijvoeglijk naamwoord)
Stellende trap (positief). Vergrotende trap (comperatief). Overtreffende trap (superlatief).
Wat is een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord?
Adjectief dat is afgeleid van een stofnaam. Eindigt op '-en'.
Bv: goud - gouden, steen - stenen, etc.
Wanneer wordt het adjectief predicatief gebruikt?
Wanneer het adjectief niet vooraf gaat aan het substantief waarmee het een woordgroep vormt.
Bv: Chris is boos, Mama is moe. (Trappen van vergelijking zijn mogelijk)
Wanneer is een bijvoeglijk naamwoord een bijwoord? (bijwoord = bijvoeglijk naamwoord in bijwoordfunctie)
Wanneer het adjectief is gecombineerd met een werkwoord dat geen koppelwerkwoord is.
Bv: Fryne kauwt luid, Sean denkt diep. (Trappen van vergelijking mogelijk)
Wanneer wordt een bijwoord met '-jes' verbogen? (Kennen, niet leren)
In een adjectief kan in combinatie met '-jes' een subjectieve zachtmoedigheidsconnotatie en een toets van vluchtigheid bewerkstelligd worden. Deze vormt leent zich niet voor noties van harde objectiviteit en concepten zoals wreedheid of berouw. Daarom kan de vorm -jes alleen toegpast worden wanneer een adjectief niet neutraal optreedt.
Bv: hij huilde zachtjes, ze deed het dunnetjes over
Wanneer wordt het superlatief samen met 'aller-' gebruikt?
Wanneer de reeksnotitie uit een vergelijking verdwenen is.
Bv: de mooiste tekening - een allermooiste tekening. Van de mooiste tekening is er maar 1 binnen een reeks. Een allermooiste tekening is een buitengewoon mooie tekening, maar daar kunnen er wel meerdere van zijn.
Noem 5 hulpwerkwoorden die met een zelfstandig werkwoord gebruikt kunnen worden om een grammaticale tijd te laten ontstaan.
Hebben, zijn, worden, kunnen, mogen, moeten, willen, zullen, komen, gaan, blijven. Vb zin: we zouden kunnen gaan lopen.
Wat is een persoonsvorm?
De vervoeging van een werkwoord die in getal en tijd overeen komt met het onderwerp.
Wat is een onregelmatig werkwoord? Welke onregelmatige werkwoorden ken je?
Werkwoorden waarvan de eerste, tweede, en derde persoon enkelvoud verschillend zijn: Zijn- ik ben, jij bent, hij is. (Zijn heeft zelfs twee infinitieven, zijn en wezen) Hebben- ik heb, jij hebt, hij heeft.
Wat is een infinitief?
De neutrale vorm van een werkwoord, de onbepaalde wijs. Ook wel het 'hele werkwoord' genoemd. Alle infinitieven eindigen op een -n. Bv: lopen, worden, zijn, drinken, etc.
Wat is een hulpwerkwoord van tijd?
'Hebben', 'zijn', of 'zullen' wanneer het in een werkwoordcluster gebruikt wordt om een grammaticale tijd aan te geven. Bv: ik heb gekeken, ik zal roepen, ik zou gekomen zijn.
Welke werkwoordstijden zijn er?
Wat is de functie van een hulpwerkwoord van modaliteit? Welke modale hulpwerkwoorden ken je?
Een modaal hulpwerkwoord voegt aan een infinitief een bepaalde modaliteit (verhouding) toe. Vb: hij kan wandelen, je moet oppassen. De modale hulpwerkwoorden zijn: kunnen, moeten, mogen, willen.
Welke drie wijzen kent het werkwoordelijk systeem?
Aantonende wijs, of indicatief (veruit het meest gebruikt en neutraal feitelijke strekking). Aanvoegende wijs, of conjunctief (altijd in 3e pers. ev en tt, behalve 'ware', heeft een wensende strekking). Gebiedende wijs, of imperatief (de stam van een ww, of voor meervoud stam+t, bevelende of aansporende strekking)
Geef voorbeelden van de drie wijzen.
Aantonend: Ben heeft hoofdpijn. Lizzie gaat huilen. Aanvoegend: Ben spele nog jaren piano. O dat hij nooit geboren ware. Gebiedend: Geef me een hand. Verbreek de verbinding!
Wat is de bedrijvende vorm?
Werkwoordsvorm waarbij het onderwerp van een zin het werkwoord/de handeling actief uitvoert. Bv: Piet roept. Sam koopt een huis.
Wat is de lijdende vorm?
Het onderwerp verricht de handeling in de zin niet, maar ondergaat deze passief. Wordt altijd gevormd met hulpwerkwoord 'worden' of 'zijn'. Niet alle workwoorden laten een passief toe. Bv: Piet wordt gepest. Jan is uitverkoren.
Noem de koppelwerkwoorden:
Zijn, worden, blijven, blijken, schijnen, lijken, heten, dunken, voorkomen.
Wat is kenmerkend voor een koppelwerkwoord?
Koppelwerkwoorden kunnen in een meervoudspersoonsvorm gecombineerd worden met 'dat', 'dit', of 'het' in een constructie van het volgende type: Dat zijn misbaksels. Dit worden kunstwerken. Het lijken wel spoken. Het blijven mislukkelingen.
Hoe kunnen werkwoorden worden vervoegd?
Grammaticaal persoon (ik loop - jij loopt - hij loopt)
Grammaticaal getal (ik loop - wij lopen)
Grammaticale tijd (zij lopen - zij liepen)
Geef een voorbeeld van een voornaamwoordelijk bijwoord met betrekking op een menselijk ding.
Hij woont naast zijn broer. - Hij woont naast hem. ('Naast hem' is hier het voornaamwoordelijk bijwoord)
Wat zijn sterke en zwakke werkwoorden?
Bij sterke werkwoorden is er sprake van klinkerwisseling bij de verleden tijd, en eindigt het voltooid deelwoord op -en.
(Kijken-keek-gekeken)

Bij zwakke werkwoorden wordt de verleden tijd gevormd door -de of -te achter de stam te zetten, en een voltooid deelwoord eindigt op -d of -t.
(Plaatsen-plaatste-geplaatst, studeren-studeerde-gestudeerd).
Sommige werkwoorden zijn gemengd zwak en sterk. (Lachen-lachte-gelachen, brengen-bracht-gebracht)
Geef een voorbeeld van een voornaamwoordelijk bijwoord met betrekking op een niet-menselijk ding.
Hij woonde naast het vliegveld. Hij woonde ernaast. ('Ernaast' is het voornaamwoordelijk bijwoord, niet 'er naast'. Het te verwachten voornaamwoord 'het' wordt vervangen door 'er' en het voorzetsel wordt daaraan vastgeplakt.)
Dit is een grote kast. Hierin staan veel boeken. (Hierin - 'daar' wordt 'hier' met 'in' eraan vastgeplakt.)

Bijwoord en voorzetsel kunnen ook gescheiden optreden: wij wonen daar al jaren naast. 'Daar' en 'naast' zijn losse voornaamwoordelijke bijwoorden.
Vb: erin, eraf, daarachter, hierin, ermee.
Wanneer de woorden 'ergens', 'nergens', en 'overal' in deze functie gebruikt worden is het wel toegestaan om het gewone (niet vastgeplakte) voornaamwoord in te voegen: Hij wijst ergens naar. (NIET: Hij wijst ergensnaar)
Wat is de stam van een werkwoord?
De stam is wat je overhoudt als je -n of -en van de infinitief afhaalt. Het is ook de eerste persoon enkelvoud.
Wanneer eindigt het voltooid deelwoord van een zwak werkwoord op -t en wanneer op -d?
Als de stam van een zwak werkwoord eindgt op een letter die in 't kofschip voorkomt eindigt het voltooid deelwoord op -t.
Zo niet, eindigt het voltooid deelwoord op -d. (pochen-gepocht, kruien-gekruid)
Wat zijn overgankelijke en onovergankelijke werkwoorden?
Overgankelijke (transitieve) werkwoorden verdragen 'iets' of 'iemand' (vaak een semantisch, niet vormelijke eigenschap), en staan vaak een lijdende vorm toe.
Bv: hij hoort (iets), hij roept (iemand), hij wordt gezien.

Onovergankelijke werkwoorden hebben deze eigenschappen niet.
Bv: hij komt {iets}, hij zit {iemand}, hij {wordt gestruikeld}. Alle koppelwerkwoorden zijn onovergankelijk.
Wat is een voorzetsel?
Prepositie, een klein woordje dat meestal een ruimtelijke, maar soms een tijds-aanwijzing of een bestemming of iets dergelijks geeft. Voorzetsels staan altijd voor een zelfstandig naamwoord of substantief(groep).
Welke woordsoorten veranderen van vorm als er een voorzetsel voor staat?
Persoonlijk voornaamwoorden. (Wij- bij ons, ik - na mij, hij - achter hem).
Een substantief(groep) na een voorzetsel verschilt dus niet met en zonder voorzetsel. (Naast onze zeer oude altijd sombere Spaanse overbuurman woont een klein kind).
Noem een aantal voorzetsels.
Er zijn er ruim 30. Ruimtelijke aanwijzing: voor, na, achter, in, onder, uit, op, naast, met, etc. Tijds-aanwijzing: op, in, tijdens, etc.
Veel voorzetsels zijn homoniem (kunnen voor als ruimtelijke en tijds-aanwijzing gebruikt worden).
Wanneer staat een voorzetsel achter het zelfstandig naamwoord of de substantief groep?
Bij werkwoorden die beweging uitdrukken wordt een voorzetsel soms een 'achterzetsel'. (Hij loopt de trap op)
In dit geval spreken we niet meer van een voorzetsel, maar van een bijwoord.
Er zijn ook nog gesplitste voorzetsels. (Hij viel van de trap af. In dit voorbeeld is 'van' een voorzetsel, en 'af' een bijwoord. 'tot ... toe' is ook een voorbeeld van een dergelijke constructie)
Wat is een voornaamwoordelijk bijwoord?
Een geperverteerde voorzetselconstructie waarbij een voorzetsel, een bijwoord, en een voornaamwoord betrokken is. Er onstaat een soort woordfusie.
Geef een voorbeeld van een voornaamwoordelijk bijwoord met betrekking op een menselijk ding.
Hij woont naast zijn broer. - Hij woont naast hem. ('Naast hem' is hier het voornaamwoordelijk bijwoord)
Noem de drie hoofdcatagorieen van bepalingen.
Bijvoegelijke bepaling, bijwoordelijke bepaling, bepaling van gesteldheid.
Wat is een lijdend voorwerp?
Het direct object is het zinsdeel dat in de zin niet de bron van het gebeuren is, maar het bereikte. Het gebeuren komt op het leidend voorwerp af.
Vb: De poes drinkt melk. (melk)
Let op: zinnen met een lijdend voorwerp hebben nooit een naamwoordelijk gezegde, en staan nooit in de lijdende (passieve) vorm. Het begint ook bijna nooit met een voorzetsel.
Het lijdend voorwerp kan geidentificeert worden door de zin lijdend te maken en in de lijdende zin het onderwerp op te zoeken.
Vb: De melk wordt door de poes gedronken. (melk)
Wat is een meewerkend voorwerp?
Het indirect object is het zinsdeel dat begint met 'aan' (omschreven meewerkend voorwerp) of waarbij 'aan' zonder betekenisverlies toegevoegd kan worden (zuiver meewerkend voorwerp).
Vb: Hij schonk (aan) het museum een mooi bedrag. (het museum)

Het meewerkend voorwerp onderscheidt zich van het lijdend voorwerp doordat het in een lijdende zin kan voorkomen, het geen onderwerp wordt als de zin lijdend gemaakt wordt, en het kan voorkomen in een zin met een naamwoordelijk gezegde.

In een zin met een meewerkend voorwerp zijn 3 partijen bij het gebeuren aanwezig, waarbij het meewerkend voorwerp 'meedoet'.
Vb: Jan geeft een boek aan zijn broer. (Aan zijn broer = (omschreven) meewerkend voorwerp.)
Jan geeft zijn vader een boek. (zijn vader = (zuiver) meewerkend voorwerp.)
Wat is een voorzetselvoorwerp?
Een prepositieobject begint met een voorzetsel en dat voorzetsel kan NIET weggelaten worden. (Dan wordt het een lijdend voorwerp)
Vb: Ik vertrouw op mijn vrienden. (op mijn vrienden= vzvw)
Ik vertrouw mijn vrienden. (mijn vrienden = lvw)

Een meewerkend voorwerp blijft hetzelfde met of zonder het voorzetsel 'aan' (of heel soms 'voor').

De enige uitzondering is een voornaamwoordelijk bijwoord, waarbij het voorzetsel in het woord vervlochten zit.
Vb: Sam rekende daarop. (daarop = vzvw)
Bij voorzetselvoorwerpen is de betekenis van het voorzetsel afhankelijk van de aard van het werkwoord. Wachten op, vragen om, verslaafd zijn aan- de keuze van het vaste voorzetsel voegt geen betekenis toe.

Bij zinnen waar het voorzetsel wel een sterke betekenis heeft spreken we niet van een voorzetselvoorwerp.
(Vb: Wij wonen aan het water. & Wij wonen op het water. 'Aan het water' en 'op het water' zijn hier geen voorzetselvoorwerpen, maar bijwoordelijke bepalingen.)

Zinnen met zowel een lijdend voorwerp als een voorzetselvoorwerp zijn zeldzaam.
Voorzetselvoorwerpen kunnen gecombineerd worden met een naamwoordelijk gezegde.
Vb: Zij werd verliefd op haar vriend.
Noem de drie hoofdcatagorieen van bepalingen.
Bijvoeglijke bepaling,
bijwoordelijke bepaling,
bepaling van gesteldheid.
Wat is uniek aan een bijvoegelijke bepaling?
De bijvoegelijke bepaling is het enige zinsdeel dat deel uitmaakt van een ander zinsdeel.
Waar kan een bijvoeglijke bepaling uit bestaan?
Attributief gebruikt bijvoeglijk naamwoord – Een mooi meisje. (mooi)
Bijwoord – Die man daar. (daar)
Voorzetselgroep – De broer van mijn vriendin. (van mijn vriendin)
Aanwijzend voornaamwoord – deze dag (deze)
Bezittelijk voornaamwoord – onze kat (onze)
Telwoord – tien chocolaatjes (tien)
Hoe wordt een bijvoeglijke bepaling benoemd?
'Bijvoeglijke bepaling bij ..." gevolgd door het (pro)nomen waar zij voor of na geplaatst is.
Lidwoorden worden niet apart benoemd als bijvoeglijke bepaling.

Vb: Zij hier moet maar een alles vertellen. ('Hier' is een bijvoeglijke bepaling bij 'zij'. Het is ook een bijwoord dat deel is van het onderwerp.)

Onze kippen lopen vrij rond. ('Onze' is een bijvoeglijke bepaling bij 'kippen'. Het is ook een bezittelijk voornaamwoord dat deel is van het onderwerp.)

Een bijvoeglijke bepaling is dus eigenlijk een woordgroep, en niet zozeer een zinsdeel.
Wat is een bijstelling?
Een bijzonder soort bijvoeglijke bepaling, altijd een substantief groep, vaak een eigennaam.

Vb: Mijn vriend, de notaris, heeft zes dochters. (de notaris)
Onze Neef, Hugo, is verhuisd. (Hugo)
Hugo, onze neef, is verhuisd. (onze neef)
Wat is een bijwoordelijke bepaling?
Een bijwoordelijke bepaling geeft een afbakening en precisering van het gezegde-gebeuren te kennen (en daarmee indirect ook van alle daarin betrokken partijen).
Welke soorten bijwoordelijke bepalingen zijn er? (Noem in elk geval de 3 belangrijkste)
Bijwoordelijke bepaling van ... :
- Plaats (in Ithaco)
- Tijd (vorig jaar)
- Hoedanigheid/wijze (van harte)
Vbzin: Sean trouwde een jaar geleden van harte met Karina in Ithaco.

- Oorzaak (De weg was glad 'door de regen'.)
- Gevolg ('Tot grote verbazing' stond hij op na zijn val.)
- Omstandigheid ('Lachend' nam pakte hij haar hand.)
- Voorwaarde (Hij mag door, 'als hij eerste wordt'.)
- Toegeving ('Ondanks mijn harde werk' is het niet gelukt.)
- Beperking (Je kan goed multitasken, 'voor een man'.)
- Doel (Hij verkocht zijn kunst 'om geld te verdienen'.)
- Hoeveelheid (Hij heeft 'drie baantjes' gezwommen.)
- Reden ('Omdat ik het zeg'.)

Bijwoordelijke bepalingen kunnen over het algemeen redelijk makkelijk verplaatst worden in de zin en beginnen vaak met een voorzetsel.

Er zijn nog wel meer bepalingen te bedenken (bijvoorbeeld van richting of modaliteit)

Een goede vuistregel is dat de aard van een bepaling kan worden herkend door de vraag die ze beantwoorden in de zin. (Waar? - bepaling van plaats) (Waarom? - bepaling van reden) (Waardoor? - bepaling van gevolg)
Onthou altijd dat antwoord op de vraag 'Wat?' of 'wie?' het onderwerp en vervolgens het lijdend voorwerp laten zien, en geen bepaling.

Let op bij:
Bepalingen van hoeveelheid omdat ze soms op lijdend voorwerpen lijken. (Hij heeft drie baantjes gezwommen. 'drie baantjes' geeft geen antwoord op de vraag 'Wat?' maar op de vraag 'Hoeveel?')

Bepalingen van oorzaak zijn ook ingewikkeld. Als er in de zin een oorzakelijk verband wordt genoemd is dat niet altijd een bepaling van oorzaak:
Vb:
Door de regen was het feest verpest. ('door de regen' is een bijwoordelijke bepaling van oorzaak)
De regen verpestte het feest. ('de regen' is hier een lijdend voorwerp)

Bepalingen van oorzaak en reden liggen erg dicht bij elkaar. ('op grond van' en 'wegens' wijzen op reden, 'door' wijst meestal op oorzaak.)

Een bepaling van modaliteit bestaat uit bijwoorden zoals 'misschien', 'waarschijnlijk', 'zeker'. Deze bijwoorden preciseren de hele zinsinhoud met betrekking tot zijn 'waarheidsgehalte' of 'waarde' in de ogen van de 'spreker'.
Wat is een bepaling van gesteldheid?
Ook wel dubbelverbonden bepaling of predicatieve bepaling. Meestal 1 woord, een predicatief gebruikt voornaamwoord.
Deze bepaling zegt iets over zowel het onderwerpspersonage of lijdendvoorwerpspersonage als het gezegde-gebeuren. De bepaling van gesteldheid geeft een kwalificatie (kenmerk) van het subjects- of objectspersonage voor de duur van het gezegde-gebeuren 'tijdens', vervolgens', of 'ten gevolge van'.

Vb:
Verlegen bladerde zij het boek door. ('verlegen' is een bepaling van gesteldheid)

Het lijkt op een bijwoordelijke bepaling, maar is subtiel anders.
In de zin: Snel bladerde zij het boek door. Is 'snel' een bijwoordelijke bepaling van wijze.

Het onderscheid wordt bepaald door de grammaticale functie van het attributieve bijvoeglijk naamwoord waarbij de lexicale betekenis van het woord belangrijk is.
Vb:
Bepaling van gesteldheid tijdens: Hij liep vrolijk verder. (vrolijk zegt hier iets over de manier van lopen, maar wordt ook neergezet als eigenschap van 'hij') Je kan deze vorm herkennen door de vraag te stellen: "In welke conditie/staat (gesteldheid) doet het onderwerp het gebeuren?" in plaats van "Hoe?" of "Op welke manier?" deze vragen leiden tot de bijwoordelijke bepaling van wijze. Het verschil is erg subtiel.


Bepaling van gesteldheid ten gevolge van: Hij slaat de spijker krom. ('krom' zegt iets over 'de spijker', het lijdend voorwerp, en over het resultaat van het gebeuren, 'slaan')
De bepaling van gesteldheid ten gevolge van geeft dus antwoord op de vraag "In welke conditie/staat (gesteldheid) is het lijdend voorwerp na het gebeuren?"
Nog een aantal Vb:
Hij schilderde het kistje groen. (groen)
Hij sloeg de wesp plat. (plat)
Zij maakte haar huis schoon. (schoon)
Een bepaling van gesteldheid ten gevolge van kan ook een voorzetselgroep zijn:
Vb:
Zij schuurde haar jurk aan flarden. (aan flarden)
Hij sneed het vlees in kleine stukjes. (in kleine stukjes)
of passief:
De rok werd aan flarden gescheurd. (aan flarden)

Bepaling van gesteldheid volgens: Ik noem dit boek een mislukking. ('mislukking' zegt iets over het lijdend voorwerp 'boek' en over het gezegde 'noem') Hierbij gaat het dus over een conditie/staat (gesteldheid) die door het onderwerp wordt toegekend. Deze bepaling kan alleen van toepassing zijn als bij de lexicale betekenis van het werkwoord sprake is van een subjectieve mening. Dus alleen bij woorden als 'achten', 'vinden', 'menen', 'beschouwen (als)', 'noemen'.
Vb:
Wij vinden het standpunt van Rusland onaanvaardbaar. (onaanvaardbaar)
Hij vindt katten enorm arrogant. (enorm arrogant)
Ik beschouw hem als een held. (een held, let op! zonder 'als', 'als' blijft hier als een soort restafval achter en kan niet echt benoemd worden omdat het niet echt een voorzetsel is.)
De bepaling kan ook in passieve zinnen voorkomen:
Vb:
Katten worden enorm arrogant gevonden. (enorm arrogant)
Wat is de aangesproken persoon?
Vocatief. Een lidwoordloze substantief(groep), vaak een eigennaam.
Vb:
Dames en Heren!
Schoft!
Schatje, kom eens hier. (schatje)
Hee jij daar, kom er bij! (jij)
Vind je niet, poes? (poes)
Donder op rotbeest! (rotbeest)

De aangesproken persoon valt buiten de zin, heeft geen enkele invloed op de woordvolgorde of enig ander grammaticaal verschijnsel in de zin. Hij kan in het begin, aan het eind, of ergens in het midden staan en zelfs woordgroepen onderbreken. Hij gedraagt zich een beetje als een tussenwerpsel. (tussenwerpsels zoals vloeken en bastaardvloeken lijken zelfs erg op de aangesproken persoon)