Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;
Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;
H to show hint;
A reads text to speech;
30 Cards in this Set
- Front
- Back
Zullen
|
Shall/Will/Would/Should
|
|
Zullen - Conjugate Present Tense
|
ik zal
jij/je zal/zult u zal/zult hij zal wij zullen jullie zullen zij zullen |
|
Zullen - conjugate past tense
|
ik zou
jij zou u zou(dt) hij/zij zou wij zouden jullie zouden zij zouden |
|
Willen
|
To want
|
|
Conjugate present tense of Willen
|
ik wil
jij wil/wilt u wil(t) hij wil wij willen jullie willen zij willen |
|
Willen - past participle
|
(hebben) gewild
|
|
Willen - conjugate past tense
|
ik wilde
jij wilde u wilde hij wilde wij wilden jullie wilden wij wilden jullie wilden zij wilden |
|
I want a nice cold beer
|
Ik wil een lekker koud biertje
|
|
Do you also want a drink?
|
Wil jij ook een drankje?
|
|
They wanted to buy milk.
|
Zij wilden melk kopen.
|
|
I want you to do that.
|
Ik wil dat jij dat doet.
|
|
Do you want me to do that.
|
Wil je dat ik dat doe?
|
|
Laten
|
to let
|
|
conjugate laten present tense
|
ik laat
jij laat u laat hij laat wij laten jullie laten zij laten |
|
conjugate laten past tense
|
ik liet
jij liet u liet hij liet wij lieten jullie lieten zij lieten |
|
laten - past participle
|
hebben gelaten
|
|
Mogen
|
to be allowed to
|
|
conjugate mogen - present tense
|
ik mag
jij mag u mag hij mag jullie mogen zij mogen |
|
conjugate mogen - past participle
|
hebben gemogen
|
|
The child may have a piece of candy.
|
Het kind mag een snoepje hebben.
|
|
May I buy this book?
|
MAg ik dig boek kopen?
|
|
YOu may go now.
|
Jullie mogen nu gaan
|
|
May I go to the movies?
|
MAg ik naar de film?
|
|
YOu may go inside.
|
Je mag naar binnen.
|
|
Moeten
|
To have to
|
|
conjugate moeten - present tense
|
ik moet
jij moet hij moet wij moeten jullie moeten zij moeten |
|
Moeten - past participle
|
hebben gemoeten
|
|
We must go home now.
|
We moeten nu naar huis gaan.
|
|
You must help your father
|
Je moet je vader helpen
|
|
She had to study hard for the exam.
|
Ze moest hard voor het examen studeren.
|