• Shuffle
    Toggle On
    Toggle Off
  • Alphabetize
    Toggle On
    Toggle Off
  • Front First
    Toggle On
    Toggle Off
  • Both Sides
    Toggle On
    Toggle Off
  • Read
    Toggle On
    Toggle Off
Reading...
Front

Card Range To Study

through

image

Play button

image

Play button

image

Progress

1/80

Click to flip

Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;

Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;

H to show hint;

A reads text to speech;

80 Cards in this Set

  • Front
  • Back

Bakken

bakte-gebakken

Beginnen

begon-begonnen

Begrijpen

begreep-begrepen

Bieden

bood-geboden

Bijten

beet-gebeten

Bewegen

bewoog-bewogen

Blijven

bleef-gebleven

Breken

brak-gebroken

Brengen

bracht-gebracht

Denken

dacht-gedacht

Doen

deed-gedaan

Dragen

droeg-gedragen

Drinken

dronk-gedronken

Eten

at-gegeten

Gaan

ging-gegaan

Genieten

genoot-genoten

Geven

gaf-gegeven

Hangen

hing-gehangen

Hebben

had-gehad

Helpen

hielp-geholpen

Houden

hield-gehouden

Kiezen

koos-gekozen

Kijken

keek-gekeken

Klinken

klonk-geklonken

Komen

kwam-gekomen

Kopen

kocht-gekocht

Krijgen

kreeg-gekregen

Kunnen

kon-gekund

Lachten

lachte-gelachen

Laten

liet-gelaten

Lezen

las-gelezen

Liegen

loog-gelogen

Liggen

lag-gelegen

Lijken

leek-geleken

Lopen

liep-gelopen

Moeten

moest-gemoeten

Mogen

mocht-gemogen

Nemen

nam-genomen

Opstaan

stond op-opgestaan

Rijden

reed-gereden

Roepen

riep-geroepen

Ruiken

rook-geroken

Schijnen

scheen-geschenen

Schrijven

schreef-geschreven

Schrikken

schrok-geschrokken

Slaan

sloeg-geslagen

Slapen

sliep-geslapen

Sluiten

sloot-gesloten

Snijden

sneed-gesneden

Spreken

sprak-gesproken

Springen

sprong-gesprongen

Staan

stond-gestaan

Stelen

stal-gestolen

Sterven

stierf-gestorven

Trekken

trok-getrokken

Vallen

viel-gevallen

Vangen

ving-gevangen

Varen

voer-gevaren

Vechten

vocht-gevochten

Verdwijnen

verdween-verdwenen

Vergeten

vergat-vergeten

Verliezen

verloor-verloren

Vertrekken

vertrok-vertrokken

Vinden

vond-gevonden

Vliegen

vloog-gevlogen

Vragen

vroeg-gevraagd

Vriezen

vroor-gevroren

Wassen

waste-gewassen

Weten

wist-geweten

Winnen

won-gewonnen

Worden

werd-geworden

Zeggen

zei-gezegd

Zenden

zond-gezonden

Zien

zag-gezien

Zijn

was (waren)-geweest

Zingen

zong-gezongen

Zitten

zat-gezeten

Zoeken

zocht-gezocht

Zwemmen

zwom-gezwommen

Zwijgen

zweeg-gezwegen