term1 Definition1term2 Definition2term3 Definition3
Please sign in to your Google account to access your documents:
7.1.4 Taal- en spraakontwikkeling : ontogenetische aspecten
De snelheid en het gemak waarmee taal wordt verworven, varieert sterk van kind tot kind. De in de tekst aangeduide leeftijden zijn dan ook relatief en weerspiegelen een gemiddelde.
Toch is de verwerving van taal een ordelijk en hiërarchisch proces waarbij de eerdere stadia de basis leggen voor de ontwikkeling van latere stadia.
De globale taalontwikkeling kan worden onderverdeeld in
S
P
-een semantische,
-een syntactische en
-een pragmatische ontwikkeling
semantische ontwikkeling
Het eerste stadium in het taalverwervingsproces betreft het aanleren van woorden of de semantische ontwikkeling.
Kinderen verwerven taal door woorden te verbinden met de reeds opgebouwde kennis over de wereld. Tot de voorlopers van de semantische ontwikkeling behoort het aandachtsvermogen:
reeds vijf à zes weken na de geboorte gaat het kind zijn omgeving actief scannen in respons op een stimulus.
Hierbij vertoont het kind speciale aandacht voor de menselijke stem. De overgang van horen (passief) naar luisteren (actieve aandacht) wordt voor het eerst duidelijk zichtbaar twee à drie maanden na de geboorte wanneer de baby in staat is het hoofd naar de geluidsbron toe te draaien.
Onderzoek heeft aangetoond dat er vóór deze periode reeds
een cerebrale asymmetrie voor geluidsperceptie bestaat.
Kinderen van nauwelijks één maand oud vertonen een linkshernisferische voorkeur voor fonemen en een rechtshemisferische voorkeur voor muzieknoten (Entus 1977).
Wanneer kinderen actief gaan luisteren, zullen ze oorzaak en betekenis aan het geluid gaan koppelen.
Het discriminatievermogen is van fundamenteel belang om de soms geringe verschillen tussen spraakklanken te onderscheiden.
De spraak is immers
een vloeiende reeks van een in een welbepaalde volgorde aan elkaar gekoppelde spraakklanken, waarin de luisteraar betekenisvolle gehelen (woorden, zinnen) moet leren onderscheiden.
Na zes weken onderscheidt de baby de stem van de moeder van die van een vreemde, na drie tot zeven maanden reageert de baby op intonatie en tegen de leeftijd van zeven maanden worden reeds bepaalde woorden begrepen.
Ten slotte brengt de manipulatie van objecten een classificatievermogen dat leidt tot een begrip van 'dingheid' en 'gebeurtenis' waaraan woorden kunnen worden opgehangen (Moerk, 1977).
Gedurende het eerste levensjaar wordt de basis voor het goed leren luisteren gelegd, een conditio sine qua non voor een normale taal- en spraakontwikkeling.
Met de toenemende neuronale rijping gaat het prelinguïstische kind ook een initiële controle over het stemapparaat ontwikkelen.
Naast verschillende 'huiltypes' maken baby's in de eerste levensmaanden soms lip- en kaakbewegingen die lijken op spreekbewegingen en dit als reactie op het aangesproken worden.
De eerste vocalisaties op het einde van de tweede maand leiden in de derde maand tot
een soort protodialogen waarbij kinderen stoppen met geluiden maken wanneer ze worden aangesproken.
Hoewel de eerste geluiden vaak het gevolg zijn van onwillekeurige bewegingen van de spraakmusculatuur, ontstaat tussen drie en negen maanden het brabbelen.
Deze klankuitingen zijn niet taalspecifiek en komen op dezelfde manier voor bij alle kinderen in alle taalculturen :
het 'universeel brabbelen'.
Onder invloed van de zich ontwikkelende luistervaardigheid en een toenemende motorische ontwikkeling worden de geproduceerde geluiden vanaf acht à negen maanden meer specifiek voor de taal waarin het kind wordt opgevoed.
Kinderen gaan de gehoorde klanken imiteren.
Door een toenemende intonatie tussen de tien en twaalf maanden verandelt het brabbelen in een 'melodieus brabbelen', ook wel 'expressief jargon' genoemd, de voorloper van het eerste woordgebruik.
De functielust steekt het interactieve proces tussen luisteren en een verfijnde bewegingscontrole over de spraakmusculatuur een handje toe. Baby's kunnen zich (ook in afwezigheid van anderen) soms urenlang met hun vocale producties bezighouden, waarbij een schijnbaar automatische leerprocedure tot een progressieve verbetering van de uitspraak leidt (Papousek et al., 1985).
Chimpansee baby's blijven daarentegen
erg stil en blijkbaar behoren experimentele vocalisaties niet tot h un cerebrale actieterrein. Op basis van onderzoek naar onder meer de normale taalontwikkeling bij horende kinderen van congenitaal dove ouders besl uit Lenneberg (1969) dat de taalontwikkeling een eigen en natuurlijke koers volgt die zich ondanks soms minimale stimulatie en mogelijkheden weet door te zetten.
De periode tussen twaalf en achttien maanden markeert de overgang van
de presymbolische (of prelinguïstische) naar de symbolische fase.
Door actief te luisteren merkt het kind dat klanken volgens bepaalde patronen worden geordend.
Zoals het kind de oorzaak en de betekenis van omgevingsgeluiden leerde kennen, zal het door een toegenomen leervermogen stilaan begrijpen dat bepaalde klankenreeksen verwijzen naar bepaalde objecten, begrippen of situaties.
Dit 'doorzicht' manifesteert zich soms door een periode waarin het kind overal de naam van wil weten hoewel het zelf nog geen woorden kan uiten. Dit proces laat echter niet lang op zich wachten en hoewel het kind nog niet in staat is om alle spraakklanken van zijn moedertaal behoorlijk uit te spreken, worden er al driftig woordjes geuit ('to' voor 'auto', 'afe' voor 'tafel').
Zoals het kind de oorzaak en de betekenis van omgevingsgeluiden leerde kennen, zal het door een toegenomen leervermogen stilaan begrijpen dat
bepaalde klankenreeksen verwijzen naar bepaalde objecten, begrippen of situaties.
Need help typing ? See our FAQ (opens in new window)
Please sign in to create this set. We'll bring you back here when you are done.
Discard Changes Sign in
Please sign in to add to folders.
Sign in
Don't have an account? Sign Up »
You have created 2 folders. Please upgrade to Cram Premium to create hundreds of folders!