term1 Definition1term2 Definition2term3 Definition3
Please sign in to your Google account to access your documents:
6.5 Stoornissen in het spatieel gedrag
6.5.1 Stoornissen in het lichaamsschema
6.5.1 .1 Autotopagnosie
6.5.1.2 Vingeragnosie en het Gerstmannsyndroom
6.5.1.3 Links-rechtsdesoriëntatie
6.5.1.4 Somatoagnostische illusies en hallucinaties
6.5.2 Unilateraal neglect
6.5.2.1 Zintuiglijk neglect en extinctie
6.5.2.2 Motorisch neglect
6.5.2.3 Allochirie en allokinesie
6.5.2.4 Spatieel neglect
6.5.2.5 Persoonlijk neglect of hemisomatoagnosie
6.5.2.7 Oorzaken en hemisferische asymmetrie van neglect
6.5.3 Visuospatiële en visuoconstructieve stoornissen
6.5.3.1 Stoornissen in de topografische oriëntatie
6.5.3.2 Het syndroom van Balint-Holmes
6.5.3.3 Visuoconstructieve stoornissen
6.5.3.4 Stoornissen in de mentale rotatie
Inovereenstemming met de indeling van de individuele ruimte in functionele subruimtes, kunnen we ook de stoornissen van het spatieel gedrag in verschillende categorieën indelen.
Zo kunnen we onderscheid maken tussen problemen met de lokalisatie van stimuli op het……..
We kunnen hierbij ook onderscheid maken tussen het reële lichaamsoppervlak en het ……...
-Zo kunnen we onderscheid maken tussen problemen met de lokalisatie van stimuli op het eigen lichaamsoppervlak en met de lokalisatie van objecten in de externe ruimte.
-We kunnen hierbij ook onderscheid maken tussen het reële lichaamsoppervlak en het imaginaire lichaamsschema en tussen de reële ruimte en de mentale voorstelling van de omgeving, de cognitieve ruimte.
-Zo kunnen we onderscheid maken tussen problemen met de lokalisatie van stimuli op
-het eigen lichaamsoppervlak en
-met de lokalisatie van objecten in de externe ruimte.
-We kunnen hierbij ook onderscheid maken tussen
-het reële lichaamsoppervlak en
-het imaginaire lichaamsschema en
-tussen de reële ruimte en
-de mentale voorstelling van de omgeving, de cognitieve ruimte.
Het lichaamsschema of lichaamsbeeld verwijst naar het bestaan van een spatieel georga niseerd lichaamsmodel dat het individu een inwendig referentiekader biedt voor de beoordeling van perceptuele en motorische stimuli ten aanzien van
het eigen lichaam.
Het onderscheid tussen lokalisatiestoornissen op het eigen lichaam en lokalisatiestoornissen in de externe ruimte blijkt zinvol, gezien er patiënten zijn die moeite hebben met de ene maar niet met de andere spatiële lokalisatie en vice versa.
De introductie van het concept 'lichaamsschema' wordt vooral gelegd bij Head en Holmes (1911/12). Volgens deze auteurs wordt lichaamsoriëntatie door
een voorbewust en een bewust mechanisme bewerkstelligd .
Op het voorbewust niveau wordt elke verandering in lichaamspositie afgewogen tegenover
de voorgaande houding of beweging.
Het resultaat van deze operatie dringt door tot ons bewustzijn als een meting van houdingsverandering.
Bovendien beschikken we naast een bewustzijn van lichaamsoriëntatie ook over een bewustzijn van de precieze plaats waar het lichaam wordt gestimuleerd ;
een lichaamsoppervlakte schema.
De integratie van beide mechanismen zorgt ervoor dat we een lichaamsbewust zijn creëren dat
zelfs boven de grenzen van het lichaam kan uitreiken zodat niet-lichame lijke attributen die deelnemen aan de houdings- en bewegingsveranderingen van ons lichaam (zoals de hamer in onze hand of de zwierige veer op onze hoed), tot het lichaamsschema kunnen behoren .
Pick ( 1915, 1922) stelde dat er verschillende lichaams schemata bestaan voor de verschillende zintuiglijke modaliteiten en voor verschillende lichaamsdelen .
Het lichaamsbeeld wordt opgebouwd door zowel
proprioceptieve gewaarwordingen als door visuele beelden.
Need help typing ? See our FAQ (opens in new window)
Please sign in to create this set. We'll bring you back here when you are done.
Discard Changes Sign in
Please sign in to add to folders.
Sign in
Don't have an account? Sign Up »
You have created 2 folders. Please upgrade to Cram Premium to create hundreds of folders!