term1 Definition1term2 Definition2term3 Definition3
Please sign in to your Google account to access your documents:
6.3 De cerebrale organisatie van het spatieel gedrag
In de paragraaf over seriële en parallelle verwerking van visuele informatie (zie hoofdstuk 'Waarneming ') gaven we reeds aan dat de identificatie van een object enerzijds en de lokalisatie van dat object in de ruimte anderzijds door
twee verschillende neuronale baansystemen worden gemedieerd (Mishkin, Ungerleider & Macko, 1983).
Beide baan systemen vertrekken vanuit
de primaire visuele cortex.
Het baansysteem dat verantwoordelijk wordt geacht voor de objectidentificatie, loopt via
de fasciculus longitudinalis inferior naar de onderste temporale sulcus .
De inferieure temporale cortex identificeert objecten maar niet
hun spatiële lokalisatie.
Laesies in de inferieure temporale cortex veroorzaken ernstige stoornissen bij visuele discriminatietaken, maar niet bij visuospatiële taken.
Laesies in de inferieure temporale cortex veroorzaken ernstige stoornissen bij
visuele discriminatietaken, maar niet bij visuospatiële taken.
Het baansysteem dat verantwoordelijk wordt geacht voor de spatiële discriminatie, loopt via de fasciculus longitudinalis superior naar de
posterieure pariëtale cortex.
Laesies in deze regio hebben geen invloed op de visuele discriminatie, maar veroorzaken ernstige visuospatiële stoornissen zoals problemen met het visueel gestuurd reiken (oog-handcoördinatie) en het inschatten van welk van twee identieke objecten het dichtst bij een referentiepunt is gelegen (Figuur 6.3.).
Laesies in deze regio hebben geen invloed op
de visuele discriminatie, maar veroorzaken ernstige visuospatiële stoornissen zoals problemen met het visueel gestuurd reiken (oog-handcoördinatie) en het inschatten van welk van twee identieke objecten het dichtst bij een referentiepunt is gelegen (Figuur 6.3.).
Figuur 6.3. Twee taken die het functionele onderscheid tussen de onderste temporale en de achterste pariëtale cortex illustreren .
Inferieur temporale laesies {linkerfiguur) veroorzaken ernstige problemen in een visuele discriminatietaak gebaseerd op de visuele kenmerken van de stimuli, maar beïnvloeden de spatiële vaardigheden niet.
Posterieur pariëtale laesies (rechterfiguur) veroorzaken problemen met spatiële opdrachten (welk plaatje ligt het dichtst bij de cilinder), maar leiden niet tot disfuncties in de objectdiscriminatie (Mishkin et al., 1983).
De posterieure pariëtale cortex construeert een coördinatiesysteem dat de reële ruimte weerspiegelt en lokaliseert de objecten in deze ruimte hoewel het de objecten zelf
niet identificeert.
De pariëtale en temporale corticale area ontvangen informatie uit
de visuele cortex via de fasciculi longitudinali superior en inferior.
Need help typing ? See our FAQ (opens in new window)
Please sign in to create this set. We'll bring you back here when you are done.
Discard Changes Sign in
Please sign in to add to folders.
Sign in
Don't have an account? Sign Up »
You have created 2 folders. Please upgrade to Cram Premium to create hundreds of folders!