• Shuffle
    Toggle On
    Toggle Off
  • Alphabetize
    Toggle On
    Toggle Off
  • Front First
    Toggle On
    Toggle Off
  • Both Sides
    Toggle On
    Toggle Off
  • Read
    Toggle On
    Toggle Off
Reading...
Front

Card Range To Study

through

image

Play button

image

Play button

image

Progress

1/19

Click to flip

Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;

Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;

H to show hint;

A reads text to speech;

19 Cards in this Set

  • Front
  • Back
De verschillende typen circulatie systemen qua bouw en eigenschappen kunnen beschrijven.
1. Gastrovasculaire holtes (bv. Cnidaria)
2. Open circulatie systeem (bv. Insecten)
3. Half gesloten circulatie systeem (bv. Amfibieën en reptielen)
4. Gesloten circulatie systeem (bv. zoogdieren)
De globale structuur van de enkelvoudige bloedsomloop van de (kieuwademende) vissen ende dubbele bloedsomloop van andere (longademende) vertebraten kunnen beschrijven.
Stroming van het bloed:
Boezem > Kamer > Arterie > Longen > Bloedvat > Organen > Vene > Boezem etc.
Schematische afbeeldingen van het bloedvatenstelsel van vissen en van zoogdieren van de juiste bijschriften kunnen voorzien.
*
Kunnen verklaren waarom het bloed in grote delen van de vissenbloedsomloop langzamer stroomt dan in de bloedsomloop van andere vertebraten.
Het bloed van vissen stroomt langzamer omdat het door 2 capillaire netwerken heen moet. Bij dieren met een dubbele bloedsomloop hoeft het bloed maar door 1 capillair netwerk heen voordat het bloed weer terug stroomt naar het hart.
De structuur en functioneren van het hart en de regulatie van de hartfunctie bij zoogdieren kunnen beschrijven
* Hart practicum & samenvatting
De verschillende soorten bloedvaten structureel en functioneel kunnen uitleggen.
1. Arterie: Bestaat uit een endotheel laag, een dikke spierlaag van glad spierweefsel en een dikke laag van bindweefsel.
2. Vene: Bestaat uit een endotheel laag met kleppen, een dunne spierlaag van gladspierweefsel en een dunne laag bindweefsel.
3. Capillair: Bestaat uit een endotheel laag en een basale lamina en is een stuk dunner en kleiner dan venen en arteriën.
De voorstuwing van het bloed in venen kunnen uitleggen.
De voortstuwing in het bloed in venen wordt gereguleerd door kleppen en skeletspieren.
De (verschillen in) stroomsnelheid en druk van het bloed in de opeenvolgende compartimenten van het bloedvatstelsel kunnen verklaren en kunnen aangeven hoe deze beide parameters beïnvloed kunnen worden.
1. De stroomsnelheid is in de arteriën het hoogst. In de capillairen zijn ze het laagst vanwege het grote oppervlak. In de vene is de stroomsnelheid sneller dan de capillairen maar langzamer dan in de arteriën.
2. De druk is in de arteriën het hoogst en het minst constant. De druk in de vene is het laagste en de capillairen is net iets hoger dan de venen maar lager dan de arteriën.
De fysiologische betekenis van het gegeven dat de stroomsnelheid in de bloedcapillairen het geringst is kunnen uitleggen.
Het bloed stroomt langerzamer vanwege het groote oppervlakte van de capillairen ten opzicht van de arteriën en de venen. Dit is voordelig omdat er in de capillairen een hoop uitwisseling plaats moet vinden.
Inzicht hebben in de wijze waarop de doorbloeding van capillaire netwerken kan worden gevarieerd, in de fysiologische betekenis hiervan en in de wijze waarop de uitwisseling van stoffen door de wand van de bloedcapillairen heen plaatsvindt.
De doorbloeding van capillaire netwerken kan geregeld worden door de gladde spieren in de wand van arteriën en door sluitspieren aan het begin van een capillair netwerk.
De uitwisseling van stoffen door de wand van bloedcapillairen wordt geregeld door de bloeddruk en de osmotische druk.
De rol van de hydrostatische druk en de osmotische druk bij de utiwisseling van vloeistof tussen bloed en weefselvloeistof kunnen uitleggen.
*
Kennis hebben van de structuur van en de functie van van het lymfenvatensysteem.
Een deel van de vloeistof wat door de capillairen naar buiten komt door het drukverschil wordt opgenomen door het lymfesysteem. Het lymfesysteem reinigt de lymfe en het lymfesysteem vocht weer samen met de onderste holle ader zodat het bloed weer naar de longen kan stromen.
De karateristieke kenmerken van de foetale bloedsomloop van zoogdieren kennen
1. Tussen het linker en het rechter atrium is een rechtstreekse verbinding door de interatriale wand heen via het foramen ovale.
2. De kortsluiting ductus arteriosus verbind de longslagader met de (dorsale) aorta.
3. De ductus venosus. Deze kortsluiting omzeilt de lever, omdat deze nog niet geheel functioneert. Zo gaat er geen zuurstof verloren tijdens het transport van de placenta naar het hart.
Een korte karakterisering van de structuur, samenstelling en functie van het bloed kunnen geven.
Bloed bestaat uit plasma en cellulaire elementen. Plasma bestaat voor 90% uit water, ionen, eiwitten en diverse substanties die vervoerd worden door het bloed. Verder bestaat het bloed uit 3 verschillende cellulaire elementen, leukocyten (witte bloedcellen), erytrocyten (rode bloedcellen) en bloedplaatjes.
De diversiteit in functies van de anorganische ionen en eiwitten in het bloedplasma kunnen toelichten.
Het bloed bezit verschillende soorten ionen (natrium, kalium, calcium, magnesium, chloor, bicarbonaat). Deze zorgen voor de osmotische balans, pH buffering en reguleren de membraanpermeabiliteit.
Weten welke cellen/celfragmenten in het bloed voor kunnen komen en globaal hun functie kunnen beschrijven.
1. Erythrocyten: Dit zijn rode bloedcellen die zuurstof en koolstofdioxide vervoeren.
2. Leukocyten: Dit zijn witte bloedcellen die een rol spelen in het immuunsysteem.
3. Bloedplaatjes: Deze celfragmenten hebben een rol in de bloedstolling.
Kunnen uitleggen dat de erytrocyten van zoogdieren een goed voorbeeld zijn van de nauwe relatie die er kan bestaan tussen structuur en functie.
Erytrocyten bezitten geen celkern, en daardoor zijn deze cellen in het midden dunner dan aan de randen. Hierdoor ontwikkelt de cel meer ruimte voor hemoglobine, een ijzer bevattend eiwit dat zuurstof transporteert, waardoor de cel meer zuurstof kan binden. Ook bezit een erytrocyt geen mitochondriën. De cel gebruikt anaerobe metabolisme om zuurstof te besparen.
Kunnen beschrijven hoe, waar en wanneer erytrocyten worden vernietigd, opgeruimd en hoe hun nieuwvorming wordt gereguleerd.
Rode bloedcellen circuleren zo’n 120 dagen in het bloed voordat ze vervangen worden. De oude cellen worden gefagocyteerd in de lever en milt. Een negatief feedback mechanisme, gevoelig voor het aantal zuurstof benodigde weefsels via het bloed controleert de rode bloedcelproductie. Als de weefsels niet genoeg zuurstof krijgen, maken de nieren EPO (erythropoietin) aan, waardoor er meer rode bloedcellen aangemaakt worden.
Een schematische weergave van het proces van bloedstolling van de juiste bijschriften en toelichting kunnen voorzien.
*