• Shuffle
    Toggle On
    Toggle Off
  • Alphabetize
    Toggle On
    Toggle Off
  • Front First
    Toggle On
    Toggle Off
  • Both Sides
    Toggle On
    Toggle Off
  • Read
    Toggle On
    Toggle Off
Reading...
Front

Card Range To Study

through

image

Play button

image

Play button

image

Progress

1/96

Click to flip

Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;

Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;

H to show hint;

A reads text to speech;

96 Cards in this Set

  • Front
  • Back
De Tafel
The Table
De Stoel
The Chair
De hond
the dog
de kat
the cat
de krant
the newspaper
de sleutel
the key
de kleur
the color
de auto
the car
de trein
the train
de fiets
the bike
de bus
the bus
de wijn
the wine
de koffie
the coffee
de thee
the tea
de melk
the milk
de fles
the bottle
de ober
the waiter
de seveerster
the waitress
de familie
the family
de man
the man
de vrouw
the woman
de jongen
the boy
de klas
the class
de school
the school
de leraar
the teacher (male)
de lerares
the teacher (female)
de student(e)
the student
de vloer
the floor
de kamer
the room
de telefoongids
Phonebook
De straat
the street
de naam
the name
de deur
the door
het vliegtuig
the airplane
het bier
the beer
het water
the water
het kopje
the cup
het glas
the glass
het restaurant
the restaurant
het cafe'
the cafe
het meisje
the girl
het huis
the house
het raam
the window
het adres
the address
het nummer
the number
Welke kleur is dit?
Dit is wit.
What color is this
This is white
Welke kleur heeft het vliegtuig?
Het is wit en blauw.
What color is the airplane.
It is white and blauw
Welke kleur heeft de auto?
Hij is rood.
What color is the car?
It is red.
Welke stoel is rood?
Deze/Die stoel is rood.
What chair is red?
That chair is red.
Welk tijdschrift is klein?
Dit/Dat tijdschrift is klein.
What magazine is small?
This/that magazine is small.
Welke auto/welk vliegtuig is wit?
De grote auto/Het grote vliegtuig is wit.
What car/airplane is white?
The large car/airplane is white
Wat voor hond is dat?
dat is een grote, buine hond.
What dog is that?
That is a large, brown dog.
Wat voor potlood is dat?
Dat is een kort, geel potlood.
What pencil is that?
That is a short, yellow pencil.
Is dit koffie met of zonder melk?
Dit is koffie zonder melk.
is this coffee with or without milk?
This is coffee without milk.
Is dat een fles licht of donker bier?
Dat is een fles licht bier.
Is that a bottle of light or dark beer?
That is a bottle of light beer.
Is dat een glas rode of witte wijn?
Dit is een glas rode wijn.
Is that a glass of red or white wine?
This is a glass of red wijn.
Wie is waar?
het cafe: de ober/seveerster
de klas: de leraar/lerares
de student/studente
Who is where?
The cafe: the waiter/waitress
the class: the teacher/student
Het huis/ de familie
de man/vrouw
de jongen/ het misje
The house/ the family
the man/woman
the boy/ the girl
Wat ben jij? Ik ben een Belg.
Woon jij in Gent? Ja, ik woon in Gent.
Jij bent een Belg en jij woont in Gent.
What are you? I am a Belgian. Do you live in Ghent? Yes, I live in Gent.
You are a Belgian and you live in Ghent.
Wie zit, wie staat en wie ligt?
De student zit, de leraar staat.
De hond ligt op de vloer.
Who sits, who stands and who lays?
The student sits, the teacher stands, and the dog lays on the floor.
de pen
the pen
de telefoon
the telephone
de sigaret
the cigarette
de krant
the newspaper
de stad
the state
de rivier
the river
de autosnelweg
the highway
het potlood
the pencil
het boek
the book
het blad papier
the piece of paper
het land
the country
de tas
The bag
de zak
The pocket
de tekening
The Picture
de muur
The wall
het bureau
The Desk
het kantoor
The office
het pakje sigaretten
The pack of cigarettes
het doosje lucifers
The box of matches
doe
do
doe dicht
close
doe open
open
hang
hang
heet
call
lees
read
leg
lay
lig
lay
neem
take
rook
smoke
Schrijf
Write
spreek
speek
sta
stand
stop
put in
woon
live
zet
put
zit
sit