• Shuffle
    Toggle On
    Toggle Off
  • Alphabetize
    Toggle On
    Toggle Off
  • Front First
    Toggle On
    Toggle Off
  • Both Sides
    Toggle On
    Toggle Off
  • Read
    Toggle On
    Toggle Off
Reading...
Front

Card Range To Study

through

image

Play button

image

Play button

image

Progress

1/58

Click to flip

Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;

Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;

H to show hint;

A reads text to speech;

58 Cards in this Set

  • Front
  • Back
I was wondering if you'd like to go out with me tomorrow.
Ik vroeg me af of je zin hebt om morgen met me naar de bioscoop te gaan.
Would you like to go out with me tonight?
Wil je vanavond met me uit?
Do you want to go swimming with me on Saturday?
Wil je zaterdag met me zwemmen?
Why not come to the concert next week?
Waarom ga je volgende week niet mee naar het concert?
Why not come over to my place tonight?
Waarom kom je niet bij me langs?
Do you feel like going to the cinema next week?
Heb je zin om volgende week met mij naar de bioscoop te gaan?
How about coming along to Jason's party tomorrow?
Waarom ga je niet mee naar Jasons feestje?
Forget it!
Vergeet het!
Sounds great!
Klinkt geweldig!
Sure!
Tuurlijk!
I'd love to, but I'm working on Saturday.
Ik zou graag willen, maar ik moet zaterdag werken.
I'd love to, but I'm busy next week.
Ik zou graag willen, maar ik heb het druk volgende week.
No, thanks. Perhaps some other time.
Nee, dank je. Misschien een andere keer.
I'm afraid I can't, because I'm going on holiday next week.
Ik ben bang dat ik niet kan, omdat ik volgende week op vakantie ga.
I'm afraid I can't because tomorrow is my birthday.
Ik ben bang dat ik niet kan, omdat ik morgen jarig ben.
Hello. My name's Jennifer.
Hallo. Mijn naam is Jennifer.
Hi. I'm Laura.
Hoi. Ik ben Laura.
This is my girlfriend Rachel.
Dit is mijn vriendin Rachel.
These are my friends Nick and Sarah.
Dit zijn mijn vrienden Nick en Sarah.
I'd like you to meet my parents.
Ik wil je graag voorstellen aan mij ouders.
How are you?
Hoe gaat het met je?
How do you do?
Hoe maakt u het?
Hello.
Hallo.
Hi. I'm ...
Hoi. Ik ben ...
Nice to meet you.
Leuk jullie te ontmoeten.
Pleased to meet you.
Prettig kennis met u te maken.
Fine thanks. How are you?
Goed, dank je. En met jou?
How do you do?
Hoe maakt u het?
Right now I'm playing a computer game.
Ik speel nu een computerspelletje.
At the moment she's eating a hamburger.
Op het moment eet ze een hamburger.
At the moment she's wearing blue trousers.
Op het moment draagt ze een blauwe broek.
I like crime novels.
Ik houd van misdaadromans.
My best friend likes junk food.
Mijn beste vriend(in) houdt van een vette hap.
I go to a large comprehensive school.
Ik zit op een grote scholengemeenschap.
We wear glasses.
Wij dragen een bril.
My brothers have freckles.
Mijn broers hebben sproeten.
Ian plays football at Caerleon Football Club.
Ian voetbalt bij Caerleon Football Club.
My sister lives in Caerleon.
Mijn zus woont in Caerleon.
My sister wants to be a teacher.
Mijn zus wil lerares worden.
I 'm looking forward to our date next Saturday.
Ik kijk uit naar ons afspraakje van komende zaterdag.
I'm looking forward to your next letter.
Ik kijk uit naar je volgende brief.
I'm looking forward to Valentine's Day.
Ik kijk uit naar Valentijnsdag.
I hope to see you again soon.
Ik hoop je gauw weer te zien.
I want to go fishing tomorrow.
Ik wil morgen gaan vissen.
I can't wait to watch Buffy the Vampire Slayer tonight.
Ik kan niet wachten vanavond Buffy the Vampire Slayer te gaan kijken.
I can't wait to get lots of Valentine's cards.
Ik kan niet wachten om veel Valentijnskaarten te krijgen.
What was Susan doing then?
Wat was Susan toen aan het doen?
What was your boyfriend doing last night?
Wat was je vriend gisteravond aan het doen?
What was going on last night?
Wat was er gisteravond aan de hand?
Why were your parents laughing when Mary came in?
Waarom zaten je ouders te lachen toen Mary binnenkwam?
Why were Jane and her boyfriend kissing when I called?
Waarom zaten Jane en haar vriend te zoenen toen ik belde?
Where were you going when I ran into you?
Waar gingen jullie heen toen ik jullie tegenkwam?
Susan was making dinner then.
Susan maakte toen eten klaar.
My boyfriend was calling a friend last night.
Mijn vriend was gisteravond een vriend aan het bellen.
They were fighting at six o'clock.
Zij waren om zes uur aan het vechten.
My parents were laughing because they were happy.
Mijn ouders lachten omdat ze blij waren.
Jane and her boyfriend were kissing because they are in love.
Jane en haar vriend zaten te zoenen omdat ze verliefd zijn.
We were going to the cinema when we ran into you.
We gingen naar de bioscoop toen we je tegen kwamen.