• Shuffle
    Toggle On
    Toggle Off
  • Alphabetize
    Toggle On
    Toggle Off
  • Front First
    Toggle On
    Toggle Off
  • Both Sides
    Toggle On
    Toggle Off
  • Read
    Toggle On
    Toggle Off
Reading...
Front

Card Range To Study

through

image

Play button

image

Play button

image

Progress

1/20

Click to flip

Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;

Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;

H to show hint;

A reads text to speech;

20 Cards in this Set

  • Front
  • Back

Hij is naar Kapitein Jas gegaan.

Hij is gestorven.

Een goed kapitein gaat niet zonder beschuit in zee.

Zonder het goede gereedschap krijgt je het werk niet fatsoenlijk gedaan.

Geen twee kapiteins op één schip.

Er kan er maar één de baas zijn.

Hij is soldaat.

Hij is dronken.

Op de boer wonen.

Buiten de stad wonen.

Wat de boer niet kent, dat vreet hij niet.

Eten dat men niet kent niet willen opeten of proeven.

Hij lacht als een boer, die een hoefijzer heeft gevonden.

Hij is zeer tevreden.

Twaalf ambachten, dertien ongelukken.

Steeds proberen met iets anders de kost te verdienen, maar steeds mislukt het.

Schoenmaker, blijf bij je leest.

Bemoei je alleen met dingen waar je verstand van hebt.

Schrijven als een smid.

Onverzorgd schrijven.

Iemand burgemeester van een afgebrand dorp maken.

Iemand uitschakelen.

Men mag nooit eigen rechter spelen.

Men mag zelf nooit wraak nemen.

Er is altijd een meester boven meester.

Er zijn altijd mensen, die het beter (denken te) weten.

Daar zal geen professor van groeien.

Hij heeft weinig verstand.

Zo de abt, zo de monniken.

Zo baas, zo knechten.

Daar gaat een dominee voorbij.

Het wordt plots zeer stil in een gezelschap.

Gelijke monniken gelijke kappen.

Mensen van dezelfde soort hebben dezelfde eigenschappen.

Ze zijn naar de pastoor gegaan.

Ze zijn getrouwd.

Dat is bakerpraat.

Dat is onzin, prietpraat.

Het is voor de bakker.

Het is in orde.